Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
13 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie en een echtscheidingsconvenant. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het hof. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 23 augustus 2017 een beschikking gegeven en het hof op 13 december 2018. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de man. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze, waarbij de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock betrokken waren.