Uitspraak
zetelende te Den Haag,
gevestigd te Maidenhead, Berkshire, Verenigd Koninkrijk,
2.Beoordeling van de incidentele vordering tot voeging
3.Beslissing
15 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin het Zorginstituut Nederland zich wilde voegen aan de zijde van de Staat der Nederlanden in een geschil met Biogen Idec Ltd. De zaak betreft de vraag of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door besluiten te nemen die invloed hebben op de opname van geneesmiddelen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Het Zorginstituut, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Zorgverzekeringswet, heeft bij incidentele conclusie gevorderd zich te mogen voegen in het geding, omdat een ongunstige uitkomst voor de Staat ook nadelige gevolgen kan hebben voor het Zorginstituut. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke taken van het Zorginstituut en de relevante artikelen van de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelde dat het Zorginstituut belang heeft bij voeging, omdat de uitkomst van de procedure invloed kan hebben op zijn advisering en beleid met betrekking tot de opname en clustering van geneesmiddelen in het GVS. De Hoge Raad heeft de incidentele vordering tot voeging van het Zorginstituut toegewezen en Biogen veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor voortprocederen.