Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 november 2015 had geoordeeld in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld en een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat het Hof zijn beslissing om bewijsuitsluiting toe te passen en de verdachte vrij te spreken, heeft gebaseerd op ontoereikende of onbegrijpelijke gronden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van 6 december 2016, waarin vergelijkbare juridische kwesties zijn behandeld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het herstelde verzuim niet heeft geleid tot een schending van het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Als gevolg van deze overwegingen heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.