ECLI:NL:HR:2019:1480

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
18/02502
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens indienen van grieven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat hij geen schriftuur houdende grieven had ingediend. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat I.F.J. Beugelsdijk, stelde dat er wel degelijk een schriftuur was ingediend, maar dat deze buiten de termijn en bij de verkeerde instantie was ingediend. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het in artikel 416, tweede lid, Sv bedoelde geval waarin de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend, niet van toepassing is als de schriftuur weliswaar buiten de termijn van veertien dagen na de instelling van het hoger beroep is ingediend, maar wel voorafgaand aan de terechtzitting. Dit geldt ook als de schriftuur niet op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, maar op de griffie van het gerechtshof is ingediend. De Hoge Raad concludeerde dat er voldoende grond was voor het ernstige vermoeden dat namens de verdachte wel een schriftuur houdende grieven was ingediend, en vernietigde de uitspraak van het hof. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het hoger beroep en de mogelijkheid voor de verdachte om zijn grieven te laten horen, zelfs als er procedurele fouten zijn gemaakt in de indiening van de stukken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02502
Datum1 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 november 2017, nummer 21/002662-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.F.J. Beugelsdijk, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het Hof - op de voet van
art. 416, tweede lid, Sv - van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.
2.2
Het procesverloop, de wettelijke regelgeving en de overige feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van het middel van belang zijn, zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.3
Het in art. 416, tweede lid, Sv bedoelde geval dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend doet zich niet voor indien de schriftuur buiten de in art. 410, eerste lid, Sv genoemde termijn van veertien dagen na de instelling van het hoger beroep, maar wel voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep is ingediend (vgl. HR 3 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:585). Hetzelfde geldt indien een dergelijke schriftuur kennelijk met het oog op de naderende terechtzitting in hoger beroep niet op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, maar op de griffie van het gerechtshof waar de zaak in hoger beroep dient, is ingediend.
2.4
Het Hof heeft mede op de grond dat door de verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend, de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De inhoud van hetgeen onder 2.2 is vermeld biedt echter voldoende grond voor het ernstige vermoeden dat namens de verdachte wel een schriftuur houdende grieven is ingediend.
2.5
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 oktober 2019.