Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend. De verdediging stelde echter dat er wel degelijk een faxbericht was verzonden waarin de grieven werden uiteengezet, maar het hof had dit niet erkend.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie die stelt dat indien een schriftuur buiten de termijn van veertien dagen na de instelling van het hoger beroep is ingediend, maar wel voor de terechtzitting, dit niet betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard kan worden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het correct indienen van grieven in hoger beroep en de noodzaak voor de hoven om zorgvuldig om te gaan met ingediende stukken, vooral wanneer deze van invloed zijn op de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.