ECLI:NL:HR:2019:1462

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
18/04737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op auto in het kader van strafrechtelijk onderzoek en verbeurdverklaring

In deze zaak gaat het om een beklag tegen het beslag op een auto, die in beslag is genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de vriend van de klaagster, die wordt verdacht van verschillende inbraken. De Rechtbank Den Haag heeft het beklag ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van de auto. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of de klaagster, die de auto op haar naam heeft staan, rechthebbende is op de auto en of zij op de hoogte was van het criminele gebruik door haar vriend. De Hoge Raad benadrukt dat de uitleg van het begrip 'toebehoren' aan de rechter is voorbehouden en dat dit sterk verweven is met feitelijke waarderingen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 8 oktober 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04737
Datum8 oktober 2019
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 30 oktober 2018, nummer RK 18/2272, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de klaagster.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben M.G. Cantarella en D.J.G.J. Cornelissen, beiden advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Den Haag, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt dat de Rechtbank de ongegrondverklaring van het beklag ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt onder meer het volgende in:
“De rechter geeft een korte samenvatting van het verloop van de zaak.
De raadsman van klaagster voert het woord en brengt - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
De auto staat op naam van klaagster. Klaagster gebruikte de auto overdag en die auto is ’s avonds buiten medeweten van klaagster gebruikt door haar vriend. Het is gelet hierop de vraag of verbeurdverklaring zal volgen. Het is bovendien geen object waarmee het misdrijf is gepleegd. Het is een auto die voor ruim € 6.000,- is gekocht. De auto is nu nog veel meer waard dan de in het dossier genoemde € 1.400,-.
Klaagster verklaart hierop - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende:
Het is mijn auto. Ik heb er ook voor gespaard omdat ik zwanger was geworden. Er zat een peilbaken onder de auto en daarom kan worden gezien dat ik er ook gebruik van maakte.
De officier van justitie voert het woord en brengt - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren.
Het is niet eenduidig vast te stellen wie de gebruiker is. In het dossier is te zien dat de auto 11 keer ’s nachts door [betrokkene 1] is gebruikt en 4 keer naar de plek van een inbraak is gereden. Als ik zie wat er verder in het dossier zit dan is het op dit moment niet onaannemelijk dat de rechter vaststelt dat de auto werd gebruikt door [betrokkene 1] en dat de auto daarop verbeurd wordt verklaard.
De raadsman voert andermaal het woord en brengt - verkort en zakelijk weergegeven - naar voren:
Ik kom niet verder dan 10 keer dat de auto zou zijn gebruikt door [betrokkene 1] . Overdag maakte klaagster gebruik van de auto. Dat [betrokkene 1] er ’s avonds gebruik van maakte over een heel ruime periode moet leiden tot de conclusie dat klaagster de gebruikster van de auto was. Omdat hij er een paar keer ’s nachts gebruik van heeft gemaakt maakt niet dat [betrokkene 1] kan worden aangemerkt als de gebruiker. Dan is het dus maar de vraag of de rechter de auto later verbeurd zal verklaren.”
2.2.2
De Rechtbank heeft het beklag, dat strekt tot teruggave van een personenauto van het merk Seat, type Ibiza, voorzien van kenteken [kenteken] aan de klaagster, ongegrond verklaard en heeft daartoe, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
“Vast staat dat bedoelde personenauto op 16 mei 2018 onder [betrokkene 1] in beslag is genomen.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt en dat van de rechter niet gevergd kan worden ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden (ECLI:NL:HR:2010:BL2823).
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of binnen het summiere karakter van deze procedure antwoord kan worden gegeven op de vraag aan wie de auto toebehoort in de zin van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarbij is het van belang dat de uitleg van het begrip “toebehoren (aan een ander)” is voorbehouden aan de rechter en sterk is verweven met waarderingen van feitelijke aard.
In deze zaak staat de auto op naam van klaagster, maar uit het klaagschrift van klaagster volgt dat [betrokkene 1] eveneens gebruik maakte van de auto. Daar komt bij dat uit de inhoud van het strafdossier volgt dat op [betrokkene 1] de verdenking rust dat hij (in elk geval) op 16 augustus 2017, 20 augustus 2017, 16 oktober 2017, 17 oktober 2017, 12 november 2017, 26 maart 2018, 29 maart 2018 en 30 maart 2018 gebruik heeft gemaakt van de auto. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit met zich mee dat het onder deze omstandigheden niet mogelijk is om in het kader van deze klaagschriftprocedure vooruit te lopen op de vraag of de personenauto aan klaagster en/of [betrokkene 1] toebehoort in de zin van artikel 33a Sr.
Nu daarbij uit het dossier volgt dat er een verdenking bestaat dat [betrokkene 1] met behulp van die auto strafbare feiten heeft gepleegd, acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk, dat de strafrechter, later oordelend, deze auto verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.”
2.3
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.5 tot en met 2.10 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden beschikking;
- wijst de zaak terug naar de Rechtbank Den Haag, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2019.