ECLI:NL:HR:2019:1060

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
17/03729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring in een zaak van verlaten plaats ongeval met terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 11 mei 2016 in 's-Gravenhage, waarbij hij de plaats van het ongeval had verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld op basis van getuigenverklaringen en het feit dat de auto op zijn naam stond. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de verdachte aan het opgegeven signalement voldeed, aangezien deze omstandigheid niet in de bewijsmiddelen was vermeld. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de motiveringsvereisten voor redengevende feiten en omstandigheden in bewijsoverwegingen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

De zaak betreft een belangrijke overweging over de bewijsvoering en de motivering van de rechter bij het vaststellen van de schuld van de verdachte. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter bij het gebruik van niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, deze met voldoende nauwkeurigheid moet aanduiden en het wettige bewijsmiddel moet aangeven waaruit deze gegevens zijn ontleend. Dit arrest heeft implicaties voor de manier waarop bewijs wordt gewogen en gepresenteerd in strafzaken, en onderstreept het belang van zorgvuldige motivering door de rechter.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03729
Datum2 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 juli 2017, nummer 22/005696-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op de Vissershavenweg, op 11 mei 2016 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) schade was toegebracht.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte van de politie eenheid Den Haag d.d. 22 mei 2016 met nr. PL1500-2016142959-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 22 mei 2016 afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Op woensdag 11 mei 2016, te 15:50 uur, bevond ik mij op Dr. Lelykade in de richting van de Vissershavenweg te ’s-Gravenhage, samen met een vriend genaamd, [betrokkene 1] .
Wij waren hier op de motor. Mijn motor was op dat moment in onbeschadigde staat.
Op diezelfde dag, datum en omstreeks 15:55 uur, werd ik op de bovengenoemde locatie aangesproken door een buitenlandse jongen. Hij was de bestuurder van een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] .
Ik geef u hierbij het signalement van de bestuurder van de voornoemde auto.
- ongeveer 20 jaar oud
- Noord-Afrikaans uiterlijk.
Hij vroeg mij de weg naar de boulevard. Ik heb hem uitgelegd hoe hij moest rijden. Vervolgens zag ik de Volkswagen wegrijden in de richting van de Vissershavenweg en ben ik hierachter aan gereden, omdat ik ook naar de boulevard wilde gaan.
Ik zag dat de bestuurder twijfelachtig reed. Ik reed hier ongeveer 15 km per uur. Op de Vissershavenweg remde de Volkswagen hard. Tijdens het remmen keerde hij zijn Volkswagen met de voorkant in de richting van mij. Ik moest hierdoor uitwijken en kwam ten val.
De bestuurder moet gemerkt/gezien hebben dat ik ten val ben gekomen.
Vervolgens keerde de Volkswagen en reed verder over de Vissershavenweg. Vervolgens zag ik het voornoemde voertuig keren en in de richting van mij komen. De vriend die met mij mee was gaf het voertuig een stopteken. De bestuurder van het voertuig stopte. Hij opende zijn raam en zei: “Wat nu?” [betrokkene 1] wilde met hem het schadeformulier invullen en de politie erbij halen. De bestuurder van het voertuig hoorde het woord politie en reed vervolgens met hoge snelheid weg in de richting van de Dr. Lelykade. Deze jongen wilde zich niet bekend maken en/of het schadeformulier invullen.
Deze jongen heeft schade veroorzaakt aan mijn motor en zijn identiteit opzettelijk niet aan mij bekend gemaakt. De schade is veroorzaakt door de bestuurder van de Volkswagen Polo.
Aan niemand werd het recht en/of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van de politie eenheid Den Haag d.d. 18 juli 2016 met nr. PL1500-2016142959-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 18 juli 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Op woensdag 11 mei 2016, omstreeks 16:00 uur, bevond ik mij op de Dr. Lelykade. Ik was hier samen met mijn vriend [slachtoffer] . Wij waren hier op de motor. Wij waren voornemens om in de richting van de boulevard te rijden. Vervolgens kwam er een personenauto, van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] .
De bestuurder omschrijf ik als volgt:
- Noord-Afrikaans
- 18-25 jaar
- Man
Na de bocht bij de 2e Zeesluisdwarsweg trapte de bestuurder vol op de rem. Ik zag heel kort zijn remlichten. De bestuurder draaide vervolgens zijn auto. [slachtoffer] moest hierdoor uitwijken en kwam ten val. De bestuurder reed vervolgens terug in de richting van ons. Ik ben naar de bestuurder van de auto gelopen. Ik zei: “Het is niet normaal wat je doet. Blijf maar even staan.” Hij vroeg: “Wat nu?” Ik zei: “Ik bel de politie.” Vervolgens reed de bestuurder vol gas weg.
3. Een geschrift, zijnde een uitdraai van bevraging van de RDW, d.d. 20 december 2016. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
NL-RDW
Kenteken [kenteken]
Merk VOLKSWAGEN
Type POLO; TDI 74 KW
Kleur ZWART
Peildatum 20-12-2016
KENTEKENHOUDER
Identiteit [verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1995
Begindatum 29-04-2016 14:26 uur
Soort eigenaar Natuurlijk persoon (tenaamstelling natuurlijk persoon)
[a-straat 1] , [postcode] [plaats] ”
2.2.3
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - voorts het volgende overwogen:
“Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Op 11 mei 2016 heeft op de Vissershavenweg te Den Haag een ongeval plaatsgevonden waarbij een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] betrokken was. De bestuurder van de auto heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. Volgens aangever [slachtoffer] was de bestuurder een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk van ongeveer 20 jaren oud. Volgens getuige [betrokkene 1] was de bestuurder een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk van tussen de 18 en 25 jaren oud. Na bevraging van de RDW is gebleken dat de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] ten tijde van het ongeval op naam van de verdachte [verdachte] stond.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het gegeven dat de auto ten tijde van het ongeval op naam van de verdachte stond en dat de verdachte voldoet aan de opgegeven signalementen is het hof van oordeel dat, mede gelet op het feit dat hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en derhalve niet heeft ontkracht dat hij heeft gereden, de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de auto heeft bestuurd. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.”
2.3
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus - al dan niet in reactie op een bewijsverweer - beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
(a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
(b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985).
2.4
Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging redengevend geacht voor de bewezenverklaring dat de verdachte “voldoet aan de opgegeven signalementen”. Het betreft hier een omstandigheid die niet in de bewijsmiddelen is vermeld, terwijl het Hof in zijn overweging evenmin het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die omstandigheid heeft ontleend.
2.5
Het middel klaagt daarover terecht.

3.Beoordeling van het eerste middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2019.