Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) [verweerster] is eigenaar van het binnenschip ‘VW VI’ (hierna genoemd: ‘de duwbak’ of ‘de splijtbak’).
- ii) [verweerster] had voor door de duwbak veroorzaakte schade een cascoverzekering met aansprakelijkheidsdekking afgesloten bij een aantal verzekeraars (hierna: de verzekeraars).
- iii) In de Algemene Duwconditiën 1988 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
- iv) Op 23 juni 1993 is de duwbak gekapseisd tijdens het laden met nat spuitzand. Naar aanleiding daarvan heeft [verweerster] intern de afspraak gemaakt dat bij vervoer van nat zand gevaren moet worden zonder de balken in de dennenboom
- v) Op 5 juli 1994 is de duwbak in een sluis, na een aanraking met een sluiswand, opnieuw gekapseisd. De duwbak werd op dat moment, in opdracht van [verweerster] , voortgestuwd door duwsleepboot ‘Arcturus’, eigendom van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ). Als gevolg van het kapseizen van de duwbak is de Arcturus ook gekapseisd. In de sluis bevond zich verder de duwcombinatie Coby/Horn IV. Deze is als gevolg van het kapseizen van de duwbak eveneens gekapseisd.
- vi) Bij beschikking van 18 juli 1995 heeft de rechtbank Amsterdam voorlopig vastgesteld dat [verweerster] haar aansprakelijkheid op de voet van art. 951a en 951f (oud) Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) mag beperken tot 100.000 rekeneenheden. Vervolgens is een beperkingsfonds gesteld waarin de rechtsvoorgangster van beursmakelaar Aon een bedrag van f 293.730,00 (€ 133.288,86) heeft gestort, nadat dit bedrag door de verzekeraars aan Aon was overgemaakt.
- vii) [betrokkene 1] en de eigenaren van de Coby/Horn IV hebben zich op het standpunt gesteld dat [verweerster] haar aansprakelijkheid niet mag beperken. Zij zijn daarop naar de renvooiprocedure verwezen.
- viii) Bij vonnissen van 26 november 2003 en 12 mei 2004 heeft de rechtbank Amsterdam in de door [betrokkene 1] aangespannen renvooiprocedure (hierna: de [betrokkene 1-procedure] ) geoordeeld dat [verweerster] haar aansprakelijkheid niet mag beperken op de voet van art. 951a (oud) WvK. Bij vonnis van 13 april 2005 heeft de rechtbank Amsterdam in de door de eigenaren van de Coby/Horn IV aangespannen renvooiprocedure (hierna: de Coby/Horn-procedure) gelijkluidend geoordeeld.
- ix) [verweerster] heeft zowel in de [betrokkene 1-procedure] als in de Coby/Horn-procedure hoger beroep ingesteld. In afwachting van de uitkomst van de [betrokkene 1-procedure] is het hoger beroep in de Coby/Horn-procedure naar de parkeerrol verwezen.
- x) Bij arrest van 22 mei 2008 heeft het hof Amsterdam de vonnissen in de [betrokkene 1-procedure] bekrachtigd (hierna: het [betrokkene 1] -arrest). In het arrest is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
- xi) [verweerster] heeft de advocaten opdracht gegeven cassatie in te stellen tegen het [betrokkene 1] -arrest. De advocaten hebben een cassatiedagvaarding uitgebracht, maar zij hebben over het hoofd gezien dat een verkorte cassatietermijn geldt. Het cassatieberoep is als gevolg daarvan te laat ingesteld. Het cassatieberoep is ingetrokken.
- xii) [verweerster] heeft vervolgens met [betrokkene 1] en met de eigenaren van de Coby/Horn IV vaststellingsovereenkomsten gesloten. Met [betrokkene 1] is geschikt voor € 565.000,--.
(rov. 3.14)
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
6.Beslissing
22 juni 2018.