ECLI:NL:HR:2018:311

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
17/00002
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en causaal verband bij verkeersongeval met psychische predispositie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij [eiser] lichamelijk letsel heeft opgelopen, en er een discussie is ontstaan over de psychische predispositie van [eiser] en het causale verband met het ongeval. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op een totaal van € 8.790,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

9 maart 2018
Eerste Kamer
17/00002
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. N.T. Dempsey
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Achmea.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/01/250689/HA ZA 12-703 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 december 2012 en van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juli 2013;
b. de arresten in de zaak 200.139.251/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 maart 2014, 21 juli 2015, 24 november 2015 en 27 september 2016.
De arresten van 21 juli 2015 en 27 september 2016 van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van 21 juli 2015 en 27 september 2016 van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Achmea heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Achmea mede door mr. R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
9 maart 2018.