Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Apeldoorn,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij [eiser] lichamelijk letsel heeft opgelopen, en er een discussie is ontstaan over de psychische predispositie van [eiser] en het causale verband met het ongeval. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op een totaal van € 8.790,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.