Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 24 november 2015;
- het deskundigenbericht van 22 maart 2016;
- de memorie na deskundigenbericht van Achmea.
13.De verdere beoordeling
naar de huisarts geweest. De huisarts heeft pijnstillers gegeven en er is ook röntgendiagnostiek verricht. Toen dat niets opleverde werd fysiotherapie en pijnstilling gestart. Van fysiotherapie kreeg hij alleen meer klachten. Daarmee liep de pijn in de nek op tot VAS-score 9 à 10. (…) Omdat de klachten aanhielden, volgde een verwijzing naar de neuroloog (…). Deze heeft een MRI laten maken van de nek die geen bijzonderheden liet zien. Er volgde verwijzing naar een revalidatiearts die hem met spoed moest zien omdat in deze periode krachtverlies in de linker lichaamshelft ontstond. Daarna heeft hij 6 maanden een revalidatietraject gevolgd waarin de verlamming is verdwenen, de nekklachten bleven.
Bij ontbreken van een neurologisch substraat kunnen conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie geen beperkingen worden aangegeven. Dat is in deze zaak het geval.
niet van traumatische aard, die hun oorzaak vinden in onder meer de psychiatrische problematiek van [appellant] . De deskundige heeft het hier dus over nekklachten, die niet hun oorzaak vinden in het ongeval, maar die samenhangen met de karakterstructuur en psychiatrische problematiek van [appellant] . Het hof begrijpt dat de deskundige hierbij het oog heeft op de bij [appellant] gestelde diagnose schizofrenie. Daarbij is in deze zaak van belang dat, zoals hiervoor is herhaald, het hof in navolging van de rechtbank heeft geoordeeld dat de beperkingen van [appellant] , voortvloeiende uit de schizofrenie, vanaf 15 september 2001 niet (langer) aan het ongeval kunnen worden toegerekend. Derhalve geldt in dit geval hetzelfde voor de daaruit voortvloeiende (want niet-traumatische) nek- en hoofdpijnklachten.