ECLI:NL:HR:2018:302

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
17/03192
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging van kinderalimentatie en terugbetalingsplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van kinderalimentatie en de terugbetalingsplicht. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 5 april 2017 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De vrouw heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

2 maart 2018
Eerste Kamer
17/03192
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E.F.A. Linssen-van Rossum,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/10/501710/FA RK 16-4013 van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.197.529/01 van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-GeneraalG.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van19 januari 2018 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
2 maart 2018.