ECLI:NL:HR:2018:2378

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens en de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verzoek om inzage in persoonsgegevens op basis van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Tjon-En-Fa, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, terwijl de verweerster, [A N.V.], als rechtsopvolgster van de verweerster, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.T.M. van der Wiel.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beslissingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, waarin de feiten van de zaak zijn behandeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en oordeelt dat het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt, aangezien het principale beroep reeds is afgewezen. Tevens wordt verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.197,07, inclusief verschotten en salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
18/00467
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,
t e g e n
[verweerster] , als rechtsopvolgster van [A N.V.] .
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [A N.V.] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/09/516394/HA RK 16-400 van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.209.452/01 van het gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. [A N.V.] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [A N.V.] begroot op € 397,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verzoeker] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.