ECLI:NL:GHARL:2019:6142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
200.245.125/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens ex artikel 35 Wbp door Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin Dexia werd opgedragen om een volledig overzicht van verwerkte persoonsgegevens te verstrekken aan [verweerder]. Het verzoek was gedaan op basis van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De rechtbank had eerder bepaald dat Dexia binnen twee weken na de beschikking een mededeling moest verstrekken met een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens, inclusief de doeleinden van de verwerking en de ontvangers van die gegevens. Dexia betwistte in hoger beroep dat er sprake was van een rechtmatig verzoek en stelde dat [verweerder] misbruik van recht maakte.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 heeft Dexia haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het verzoek van [verweerder] niet gericht was op het beschermen van zijn privacybelangen, maar op het versterken van zijn positie in een civielrechtelijke procedure. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van recht, aangezien [verweerder] geen bijzondere redenen hoefde op te geven voor zijn verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat Dexia niet volledig had voldaan aan haar verplichtingen onder de Wbp en dat het verzoek van [verweerder] toewijsbaar was. De grieven van Dexia zijn verworpen en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.

Het hof heeft Dexia veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 318,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.245.125/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/452480 / HL RK 18-1)
beschikking van 25 juli 2019
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Dexia,
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudende te Bleiswijk.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 23 mei 2018 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen bij het hof op 22 augustus 2018, is Dexia in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking. De conclusie van het beroepschrift strekt ertoe de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van [verweerder] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van beide instanties.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen bij het hof op 12 oktober 2018, heeft [verweerder] verweer gevoerd en verzocht het beroep van Dexia te verwerpen (het hof begrijpt: de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen), met veroordeling van Dexia in de kosten van het hoger beroep.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019, waarbij namens Dexia mw. [B] (aldaar werkzaam als juriste) is verschenen, bijgestaan door mr. Cornegoor. Namens [verweerder] is mr. Maliepaard verschenen.
Mr. Cornegoor heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat uit van de - voor zover in hoger beroep nog van belang zijnde - volgende feiten.
3.2
[verweerder] heeft op 10 september 1999 met (de rechtsvoorganger van) Dexia een effectenleaseovereenkomst (hierna: overeenkomst) gesloten.
3.3
[verweerder] heeft mr. G. van Dijk van Leaseproces bij - de nog steeds geldende - volmacht van 12 april 2006 gemachtigd om namens hem in het geschil met Dexia ter zake van de leaseovereenkomst - kort gezegd - alle noodzakelijk correspondentie en overleg met Dexia te voeren en namens hem op te treden in een gerechtelijke procedure tegen Dexia.
3.4
Leaseproces heeft namens [verweerder] bij brief van 31 augustus 2017 verzocht om een volledig overzicht van alle verwerkte persoonsgegevens. Het verzoek is gebaseerd op artikel 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: Wbp).
3.5
Na enige correspondentie over en weer heeft Dexia op 1 november 2017 als volgt
inhoudelijk gereageerd op het verzoek van Leaseproces om een volledig overzicht als
voormeld te verstrekken:
"(...) Een dergelijk overzicht is in deze brief opgenomen. Met het verstrekken van dit
overzicht wordt niet erkend dat Dexia op grond van genoemde bepaling of anderszins
gehouden is deze gegevens te verstrekken. In onderstaand overzicht is geen rekening
gehouden met gegevens die mede worden ontleend aan correspondentie die wij met
betrekking tot de heer [verweerder] van Leaseproces B.V. hebben ontvangen, nu u zelf
toegang tot de desbetreffende correspondentie geniet.
Relatiegegevens:
[hof: naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, geslacht, sofinummer en
nationaliteit van [verweerder] worden hier vermeld.]
Contractgegevens:
[hof: relatienummer en twee contractnummers worden hier vermeld.]
Betaalgegevens:
[hof: bankrekeningnummer van [verweerder] wordt hier vermeld.]"
3.6
Leaseproces heeft bij brief van 6 november 2017, namens [verweerder] , aan Dexia laten weten dat het door haar verstrekte overzicht niet aan de eisen van artikel 35 Wbp voldoet en om nadere gegevens verzocht.
3.7
Dexia heeft bij brief van 5 december 2017 onder andere het volgende geschreven:
"U maakt er bezwaar tegen dat wij aan u geen opgave hebben gedaan van de persoonsgegevens die wij mogelijk zouden kunnen ontlenen aan correspondentie die wij van Leaseproces B.V. hebben ontvangen. U beschikt echter al over die gegevens, want het betreft correspondentie die uzelf heeft opgesteld en u beschikt over afschriften daarvan. (...) Ter vermijding van misverstand wijzen wij er niettemin op dat wij de van u afkomstige correspondentie met betrekking tot bovengenoemde personen er niet op hebben gecontroleerd of die wellicht persoonsgegevens bevat die niet reeds zijn opgenomen In de door ons verstrekte overzichten.
(...)
In uw oorspronkelijke brieven heeft u enkel verzocht om opgave van de door Dexia verwerkte persoonsgegevens. U vult dat thans aan met een verzoek om opgave van informatie zoals bedoeld in artikel 35 lid 3 Wbp. Wij informeren U naar aanleiding van dat aanvullende verzoek als volgt:
• De herkomst van de gegevens is telkenmale de cliënt zelf, met uitzondering van het relatienummer en de contractnummers, die door (de desbetreffende rechtsvoorgangster van) Dexia zijn toegekend.
• Het doel van verwerking is in onderstaande tabel weergegeven:
Soort gegevens Doel
Naam
Gebruikt voor het op juiste wijze afhandelen van communicatie tussen Dexia en de cliënt
Adres
___
Telefoonnummer
Bankrekeningnummer
Gebruikt voor het op juiste wijze uitvoeren van incasso- en/of betalingsverplichtingen namens cliënt en/of Dexia
Geboortedatum
Gebruikt voor het vaststellen van de identiteit van de cliënt
Sofinummer
Gebruikt voor het vaststellen van de identiteit van de cliënt
Relatienummer
Gebruikt ter vergemakkelijk van communicatie tussen de cliënt en Dexia
Contractnummer(s)
Gebruikt ter vergemakkelijk van communicatie tussen de cliënt en Dexia
• Voor de categorieën van gegevens die door Dexia zijn verwerkt verwijzen wij naar de eerste kolom van bovenstaande tabel.
• Met betrekking tot de ontvangers en categorieën van ontvangers berichten wij u dat persoonsgegevens zijn verstrekt aan het Bureau Kredietregistratie ('BKR'). Voorts zijn gegevens verstrekt aan USG Legal Professionals als gemachtigde van Dexia.
U verzocht tenslotte om opgave van de data waarop de verstrekte gegevens verwerkt zijn, maar de Wbp biedt naar ons oordeel geen basis voor een dergelijk verzoek. Wij
hebben daarom naar de data van verwerking geen onderzoek gedaan."

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[verweerder] heeft in eerste aanleg verzocht om Dexia te veroordelen tot:
I. het, binnen twee weken na de datum van het vonnis, verstrekken van een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens en een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van gegevens kenbaar te maken in een schriftelijke mededeling;
II. betaling van een dwangsom van € 1.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor iedere overtreding van de onder I van dit verzoekschrift verzochte bevelen, voor iedere dag of deel daarvan dat Dexia met de gehele of gedeeltelijke nakoming van die bevelen in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 25.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen maximum;
III. het verstrekken van kopieën en/of afschriften van verwerkte persoonsgegevens, zoals brieven, e-mails en andere correspondentie, indien [verweerder] naar aanleiding van het verstrekte overzicht onder I daarom verzoekt;
IV. Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2
Dexia heeft verweer gevoerd bij verweerschrift en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding.
4.3
Bij beschikking van 23 mei 2018 heeft de rechtbank Dexia bevolen om binnen twee weken na de datum van de beschikking aan [verweerder] een mededeling te verstrekken met een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over herkomst van de gegevens. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat Dexia aan [verweerder] een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag dat Dexia in gebreke blijft aan het hiervoor bepaalde te voldoen, tot een maximum van € 10.000,- en bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de beschikking is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding. Dexia is in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
Dexia is met twee grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. In
grief Istelt Dexia - kort gezegd - de omvang van het inzagerecht ex artikel 35 Wbp ter discussie. Dexia betoogt in
grief IIbetoogt Dexia dat de rechtbank ten onrechte geen misbruik van bevoegdheid heeft aangenomen. Het hof ziet aanleiding eerst op dit laatste punt in te gaan.
Misbruik van recht
5.2
Dexia stelt primair dat [verweerder] met zijn inzageverzoek als zodanig misbruik van recht (in de zin van artikel 3:13 lid 2 Burgerlijk Wetboek) maakt, omdat hij met dat verzoek niet beoogt zijn privacybelangen te dienen, maar zijn vermogensrechtelijke belangen. Juist het gegeven dat het initiatief tot het inzageverzoek van Leaseproces is uitgegaan en niet van [verweerder] zelf, is volgens Dexia één van de omstandigheden waaruit blijkt dat sprake is van misbruik van recht. Leaseproces heeft - net als [verweerder] - een vermogensrechtelijk belang. Dexia is van mening dat indien de bevoegdheid van artikel 35 Wbp wordt uitgeoefend met een ander doel dan de betrokkene in staat te stellen zijn privacybelangen te dienen, bijvoorbeeld om de positie van de betrokkene in een aangekondigde civielrechtelijke procedure te versterken, dit misbruik van recht oplevert (vgl. HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:365). Dexia stelt subsidiair dat sprake is van misbruik van recht voor zover het verzoek betrekking heeft op persoonsgegevens die zijn vermeld in de correspondentie tussen Leaseproces en Dexia. Een dergelijk verzoek is enkel bedoeld om Dexia te schaden.
5.3
[verweerder] bestrijdt dat sprake is van misbruik van recht. Hij geeft aan geen enkel vertrouwen te hebben in het handelen van Dexia en ervan overtuigd te zijn (naar, na ontvangst van de op last van de rechtbank verstrekte gegevens, bleek terecht) dat Dexia over meer informatie beschikte dan aanvankelijk is verstrekt in het door Dexia gemaakte overzicht.
5.4
Het hof stelt voorop dat op 25 mei 2018 de Uitvoeringswet Algemene verordening Gegevensbescherming (hierna: UAVG) in werking is getreden en de Wbp is ingetrokken. Op verzoeken ex artikel 46 Wbp die vóór 25 mei 2018 bij de rechter zijn ingediend, is het recht van toepassing zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de UAVG. Het inleidend verzoek van [verweerder] dateert van voor 25 mei 2018, zodat het hof het verzoek zal toetsen aan de (inmiddels ingetrokken) Wbp.
5.5
Het hof is - evenals de rechtbank - van oordeel dat van misbruik van recht geen sprake is. [verweerder] behoeft bij zijn verzoek op grond van artikel 35 Wbp geen bijzondere redenen op te geven, omdat aan een dergelijk verzoek in het algemeen een rechtmatig belang ten grondslag ligt (vgl. Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, recent herhaald in de conclusie van A-G Drijber, ECLI:NL:PHR:2018:1273 voor Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2378). Dat het [verweerder] in het bijzonder te doen zou zijn om kennis te nemen van gegevens waarover hij niet maar Dexia wel beschikt en die mogelijk benut kunnen worden om zijn positie in een aangekondigde civielrechtelijke procedure te versterken, is gelet op het voorgaande onvoldoende om misbruik van recht aan te nemen. Niet, althans onvoldoende, is verder gebleken dat [verweerder] zijn inzageverzoek enkel zou hebben gedaan om Dexia te schaden. Het enkele feit dat het verzoek ook betrekking heeft op persoonsgegevens uit de correspondentie tussen Dexia en Leaseproces, is daartoe onvoldoende, omdat gesteld noch gebleken is dat het verzoek alleen gegevens betreft die ook al zijn vastgelegd in die correspondentie, zodat niet vaststaat dat [verweerder] enkel heeft verzocht om wat hem al bekend was of behoorde te zijn. Grief II treft dan ook geen doel.
De omvang van het inzagerecht ex artikel 35 Wbp
5.6
Op grond van artikel 35 lid 1 Wbp heeft de betrokkene (in dit geval: [verweerder] ) het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke (in dit geval: Dexia) te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Een dergelijke mededeling bevat op grond van artikel 35 lid 2 Wbp een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Dexia en [verweerder] twisten onder meer over het antwoord op de vraag wat er dient te worden verstaan onder het begrip 'persoonsgegevens'. Zo stelt Dexia zich in grief I op het standpunt dat de rechtbank een te ruime uitleg van dit begrip heeft gehanteerd.
5.7
Het hof stelt het volgende voorop. Volgens de definitie in artikel 1 onder a Wbp wordt onder 'persoonsgegeven' verstaan 'elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon'. Volgens het College Bescherming persoonsgegevens (zie Richtsnoeren publicatie van persoonsgegevens op het internet, d.d. 11-12-2007, Stcrt. 2007, 240 pag. 27) moet om te kunnen bepalen of een gegeven betrekking heeft op een persoon (en dus een persoonsgegeven betreft), één van de volgende drie elementen aanwezig zijn: een inhoudelijk element, een doelelement of een resultaatelement. Een inhoudelijk element houdt in dat het om informatie over een persoon gaat (ongeacht het doeleinde van de verantwoordelijke of het resultaat voor die persoon), zoals de gegevens in een klantenbestand die betrekking hebben op de klant.
5.8
Bij brief van 4 juni 2018 heeft Dexia, naar aanleiding van het bevel dat door de rechtbank bij de bestreden beschikking is gegeven, aan [verweerder] een (aanvullend) overzicht van persoonsgegevens (gevoegd als productie 9 bij het verweerschrift in hoger beroep) verstrekt. In dat overzicht is, naast de eerder in de brieven van 1 november 2017 en 5 december 2017 door Dexia verstrekte (persoons)gegevens, onder meer ook de volledige naam van de echtgenote van [verweerder] opgenomen. Dit gegeven - in combinatie met de tekst 'Naam echtgenote' - is naar het oordeel van het hof zonder meer een persoonsgegeven dat Dexia op de voet van artikel 35 Wbp had dienen te verstrekken, zodat Dexia terecht is opgedragen alsnog een volledig overzicht te verstrekken als door de rechtbank in het dictum is bevolen. Het begrip persoonsgegeven is dan ook ruimer dan aanvankelijk door Dexia (bij schrijven van 1 november 2017 en 5 december 2017) is gehanteerd.
5.9
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat Dexia met haar brieven van 1 november 2017 en 5 december 2017 niet (volledig) aan haar op de voet van artikel 35 lid 2 Wbp rustende verplichting had voldaan, zodat het door [verweerder] in eerste aanleg ingediende verzoek toewijsbaar was. Grief I faalt reeds om die reden.
5.1
Aangezien mr. Maliepaard op de mondelinge behandeling bij het hof naar voren heeft gebracht dat [verweerder] tevreden is met het na de bestreden beschikking door Dexia verstrekte overzicht van persoonsgegevens en om die reden geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld en evenmin aanspraak zal maken op dwangsommen, behoeft wat verder nog is aangevoerd geen bespreking meer. Bij deze stand van zaken kan, naar het oordeel van het hof, in het midden blijven of dat wat door Dexia is verstrekt voldoende is of meer dan waartoe de Wbp verplicht.

6.Slotsom

6.1
De grieven falen, zodat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Dexia veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
6.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep zullen aan de zijde van [verweerder] worden vastgesteld op € 318,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat (2 punten x tarief II).

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 23 mei 2018;
veroordeelt Dexia in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 318,- voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.A. Wind, mr. H. de Hek en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.