ECLI:NL:HR:2018:2275

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
18/04447
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie met toepassing van artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De belanghebbende had een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 maart 2009, waarin zijn verzoek tot herziening van een eerdere beslissing niet-ontvankelijk was verklaard. Daarnaast was er een beroep gedaan tegen uitspraken van 15 oktober 2009, die betrekking hadden op de vergoeding van immateriële schade.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2018.

Uitspraak

7 december 2018
Nr. 18/04447
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 22 juli 2016, nr. 15/1456 WAO, waarbij het verzoek tot herziening van belanghebbende van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 maart 2009 (nr. 06/6055 WAO) niet‑ontvankelijk is verklaard, alsmede tegen de uitspraak van 15 oktober 2009, nrs. 08/4783 BESLU en 09/1228 BESLU, betreffende de vergoeding van immateriële schade.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.