ECLI:NL:CRVB:2016:2780

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
15/1456 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak in het kader van de WAO

In deze zaak heeft verzoeker op 19 januari 2015 verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 maart 2009, met zaaknummer 06/6055 WAO. Het verzoek om herziening is behandeld op de zitting van 10 juni 2016, waarbij verzoeker zelf aanwezig was en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vertegenwoordigd werd door A. Anandbahadoer. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die bij de indiener van het verzoek niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De Raad heeft ook benadrukt dat een verzoek om herziening niet onredelijk lang mag worden uitgesteld. In dit geval is het verzoek om herziening meer dan een jaar na de openbaarmaking van de eerdere uitspraak ingediend, en de aangevoerde argumenten van verzoeker zijn niet geclassificeerd als nieuwe feiten of omstandigheden. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2016.

Uitspraak

15/1456 WAO
Datum uitspraak: 22 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 maart 2009, 06/6055 WAO
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 19 januari 2015 verzocht om herziening van de uitspraak van
10 maart 2009, 06/6055 WAO (ECLI:NL:CRVB:2009:BH5930).
Het Uwv heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
Het verzoek om herziening is behandeld ter zitting van 10 juni 2016. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (o.a. de uitspraak van 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) wordt vooropgesteld dat van degene die herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend verzoek om herziening moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2.
Een verzoek om herziening als hier aan de orde wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of omstandigheden dan wel, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld, na de openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
2.3.
Wat verzoeker heeft aangevoerd, is in essentie een zienswijze van verzoeker over arbeidsrechtelijke verplichtingen van zijn (ex)werkgever en bevat geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het verzoek om herziening is meer dan een jaar na openbaarmaking van de uitspraak van 10 maart 2009 ingediend. Dat leidt tot het oordeel dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
3. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter, in tegenwoordigheid van
G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2016.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) G.J. van Gendt

UM