Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2017, overeenkomstig de overgelegde pleitnotities, bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem bij dagvaarding I onder 2A ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat de geldbedragen die de verdachte geïnvesteerd heeft in de in de ten laste gelegde genoemde goederen niet anders dan van misdrijf afkomstig kunnen zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Witwassen kan bewezen worden verklaard wanneer het niet anders kan zijn dan dat voorwerpen - in de eerste plaats: het geld - uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Om daartoe te kunnen concluderen dient allereerst op grond van wettige bewijsmiddelen een ernstig vermoeden van witwassen te worden aangenomen (stap i).
Indien dit ernstig vermoeden wordt aangenomen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld (stap ii). Die herkomst moet vervolgens concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken (stap iii).
Als de verdachte een zodanige verklaring geeft kan (om desondanks toch tot een veroordeling te komen) van het Openbaar Ministerie worden verlangd daarnaar vervolgens onderzoek te doen (stap iv).
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194). Het hof stelt hiertoe het volgende vast.
Uit wettige bewijsmiddelen in het onderliggende strafdossier volgt het volgende:
- Er is in de ten laste gelegde periode geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan namens het bedrijf [A] N.V. dat door de verdachte is opgericht;
- [A] N.V. heeft in de ten laste gelegde periode geen handelsactiviteiten verricht noch heeft de verdachte inkomsten heeft gegenereerd uit [A] NV;
- In de woning waar de verdachte destijds met zijn toenmalige vriendin [betrokkene 2] verbleef zijn een aantal (zeer hoge) facturen uit de ten laste gelegde periode aangetroffen die verband houden met restaurantbezoek en vakanties. Deze facturen zijn telkens contant betaald;
- De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode de op bewezenverklaarde voer- en vaartuigen op zijn naam gehad;
- Bij de aanhouding van de verdachte is onder de verdachte een horloge van het merk Audemars Piquet (met een veilingwaarde van € 14.000,-) in beslag genomen;
- De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode contante bedragen betaald aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ;
- De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode een groot bedrag uit gegeven aan de lease van verschillende auto's.
Namens verdachte is nog aangevoerd dat [betrokkene 8] heeft verklaard dat hij de Porsche uit de deal met Verhelst per bank heeft betaald, doch van deze betaling zijn geen stukken voorhanden, terwijl de auto op naam van verdachte kwam en Verhelst gedetailleerd heeft verklaard over de contante betaling(en) door verdachte. Het hof passeert dit verweer.
Verder heeft de raadsman betoogd dat het horloge van het merk Audemars Piquet 'voor iemand anders bestemd was', waaraan naar het oordeel van het hof niet afdoet dat verdachte - zo volgt uit de bewijsmiddelen - de koop regelde en het droeg bij zijn aanhouding.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de in zijn woning aangetroffen facturen van vakanties, restaurantbezoek. Ten aanzien van de huur en lease van auto's heeft de verdachte verklaard dat hij wel eens een auto of bus huurde voor zijn neef [betrokkene 6] en dat hij auto's leasde via de coffeeshop.
Ten aanzien van het door de verdachte verkregen legale inkomen in de ten laste gelegde periode volgt uit het onderliggende strafdossier verder nog het volgende:
- dat de verdachte vanaf 1 november 2007 in dienst was bij [E] B.V. Uit de jaaropgave 2007 ten name van de verdachte volgt dat hij een fiscaal loon heeft genoten over het jaar 2007 van € 10.483 en uit de salarisspecificaties van de maanden november 2007 tot en met maart 2008 blijkt dat de verdachte een netto maandsalaris ontving van € 3.150,- te vermeerderen met vakantiegeld;
- dat de verdachte op 8 september 2005 zijn coffeeshop [F] heeft verkocht en dat de koper hem daarvoor in de periode van 18 oktober 2005 tot 3 januari 2008 € 1.000,- per maand heeft betaald, derhalve in totaal € 27.000,-. Blijkens gegevens van de Belastingdienst is er over het derde kwartaal 2005 aangifte loonbelasting ingediend voor een totaal loon van € 11.235,-, waarbij niet bekend is ten gunste van welke werknemer dit loon is gekomen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat aan stap (i) is voldaan; het aannemen van een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd. Het legale inkomen van de verdachte verklaart op geen enkele wijze zijn uitgavenpatroon in de ten laste gelegde periode.
Vervolgens is het (stap ii) aan de verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van de door hem in de ten laste gelegde periode verrichte (contante) betalingen.
De verdachte heeft - kort samengevat - verklaard dat hij naast zijn hiervoor vermelde legale inkomsten (uit de arbeidsovereenkomst met [E] B.V. en de verkoop van zijn coffeeshop) inkomsten heeft genoten uit zijn bedrijf [A] N.V., uit kansspelwinsten en uit de legale handel in een verscheidenheid van goederen, waaronder auto's, boten, diamanten, sieraden en horloges. Concrete bedragen genoten uit het bedrijf en handel zijn hierbij door de verdachte niet genoemd.
Voorts stelt verdachte dat hij een eerste aanbetaling van € 16.000,- heeft gekregen bij het ondertekenen van het koopcontract van de coffeeshop.
Namens de verdachte is deze stelling onderbouwd door onder meer te wijzen op een aantal opgenomen telefoongesprekken in de genoemde periode van de verdachte met derden waarin gesproken wordt over, onder andere, schadeauto's, sieraden en boten.
Wat betreft de stelling van de verdachte dat hij legale inkomsten genoot vanuit de handel in verschillende goederen overweegt het hof dat deze verklaring niet onderbouwd is met enig relevant stuk of gegeven. Het enkele bestaan van tapgesprekken waaruit kan worden opgemaakt dat daarin door de verdachte met derden wordt gesproken over auto's, boten en sieraden is hiervoor onvoldoende nu hieruit niet blijkt wanneer, wat en voor hoeveel is verkocht.
Dat de verdachte een legaal inkomen genoot in de ten laste gelegde periode vanuit zijn bedrijf [A] N.V. blijkt, anders dan uit de aangifte loonbelasting over het derde kwartaal van 2005 waarbij niet duidelijk is of dit loon van de verdachte betreft, op geen enkele wijze.
Inkomsten uit casino of lotto betekenen zonder verdere toelichting, die ontbreekt, - anders dan de raadsman heeft aangevoerd - niet dat verdachte winst heeft gemaakt, waaruit vervolgens bovenvermelde uitgaven kunnen worden verklaard. Integendeel, veeleer aannemelijk is dat verdachte - net als (bijna) iedere andere speler/deelnemer - meer inlegt dan krijgt uitgekeerd.
Dat de verdachte een eerste aanbetaling heeft ontvangen bij de verkoop van de coffeeshop is niet onderbouwd met concrete gegevens laat staan schriftelijke stukken, zodat het hof daaraan voorbij gaat. De verdachte kan voorts inkomen genoten hebben uit zijn coffeeshop [F] tot aan het moment dat hij deze heeft verkocht aan [betrokkene 7] in 2005 maar van deze inkomsten is concreet op geen enkele wijze gebleken.
Al met al heeft de verdachte naar het oordeel van het hof onvoldoende inzicht gegeven omtrent de herkomst van de geldbedragen die hij heeft aangewend voor de bewezenverklaarde uitgaven in de ten laste gelegde periode. Hij heeft met name geen verklaring gegeven die als concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk is aan te merken. Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte inkomsten uit misdrijf heeft gegenereerd en dat hij deze inkomsten - grotendeels (afgezien van enkele girale leasebetalingen via [A] N.V.) contant - heeft aangewend voor de aanschaf of huur van (kort gezegd) auto's, boten, luxe goederen en voor het voldoen van persoonlijke verplichtingen. Deze goederen zijn daarmee onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig en de verdachte was daarvan op de hoogte."