Uitspraak
verblijvende te [verblijfplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
van personen of goederen.
In dat geval is het risico dat het hiervoor omschreven gevaar zich daadwerkelijk zal voordoen. (…)”
Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).
“5. stoornissen door gebruik van middelen” en “8. overige (incl. ongespecificeerde) psychotische stoornissen”. Als belangrijkste diagnose is aangekruist “stoornissen door gebruik van middelen”. Onder 3d (“Waarom oordeelt u dat de stoornis van de geestvermogens van de betrokkene ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn?”) is vermeld dat de psychotische kwetsbaarheid al langdurig bestaat, dat het alcoholgebruik wordt gebagatelliseerd, dat inzicht beperkt is, dat de noodzaak voor behandeling daarmee afwezig is en dat dus gedragsverandering niet zal optreden. Uit de geneeskundige verklaring blijkt aldus niet dat bij betrokkene schizofrenie is gediagnosticeerd. Dat blijkt evenmin uit de wettelijke aantekeningen van behandelend psychiater [betrokkene 3]. Daarin is vermeld dat betrokkene antipsychotica heeft gebruikt, dat de verslavingsproblematiek op de voorgrond lijkt, en dat “mogelijk” sprake is van “schizofrenie gedesorganiseerd type”. In het licht van de reserve die uit het gebruik van het woord “mogelijk” spreekt, komt aan de daarop volgende vermelding van “Classificatie volgens DSM: 295.90 Schizofrenie”, onvoldoende betekenis toe. Hetzelfde geldt voor de overeenkomstige vermelding in het (door dezelfde psychiater opgestelde) behandelplan.
Nu de aanwezigheid van deze stoornis bij betrokkene evenwel niet door een psychiater is gediagnosticeerd, zijn de genoemde verklaringen ter zitting ontoereikend voor de vaststelling dat betrokkene daadwerkelijk lijdt aan schizofrenie.
4.Beslissing
H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 oktober 2018.