In deze zaak heeft [X] N.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De uitspraak waartegen het cassatieberoep is ingesteld betreft een beslissing van het Hof van 27 september 2017, met nummer SXM2016H00001, die voortvloeide uit een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (BBZ nr. 72950 van 2015). De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting op bedrijfsomzetten over het tijdvak van 1 december 2012 tot en met 31 december 2012.
Belanghebbende heeft in het kader van het cassatieberoep drie klachten ingediend. De Minister van Financiën van Sint Maarten heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2018 door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.