Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 24 november 2015, nr. 15/00094, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 14/2121) betreffende het verzoek van belanghebbende om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 september 2012 tot en met 31 december 2012. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de klachten
Aangezien met betrekking tot de maand september 2012 de door belanghebbende in aftrek te brengen omzetbelasting de door hem verschuldigde belasting overtrof, was belanghebbende niet op de voet van artikel 6, lid 3, AWR gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, van de Uitvoeringsregeling AWR gehouden de Inspecteur te verzoeken om een uitnodiging tot het doen van aangifte en moet het verzoek worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 6, lid 2, AWR. Naar volgt uit hetgeen in 2.3.3 hiervoor is overwogen, geldt in deze gevallen geen termijn waarbinnen een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte moet worden gedaan, zodat belanghebbende niet kan worden tegengeworpen dat hij het verzoek niet tijdig heeft gedaan.