ECLI:NL:HR:2017:2643

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
16/01216
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging en terugwijzing in cassatie na miskenning terugwijzingsopdracht Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die eerder door het Hof was vrijgesproken van een tenlastegelegd feit, maar wel was veroordeeld voor andere feiten. De Hoge Raad had in een eerder arrest, ECLI:NL:HR:2015:2447, de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof met de opdracht om de zaak opnieuw te berechten op basis van het bestaande hoger beroep. Het Hof heeft echter de terugwijzingsopdracht miskend door de verdachte ook te veroordelen voor het feit waarvoor hij eerder was vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof gebonden was aan de eerdere beslissing en dat de zaak opnieuw had moeten worden berecht met inachtneming van de vrijspraak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor de beslissingen met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag om opnieuw te worden berecht en afgedaan, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen.

Uitspraak

17 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/01216
NDV/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 februari 2016, nummer 22/004665-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde - met inachtneming van de eerdere (onherroepelijke) vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde - de straf opnieuw te bepalen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof de door de Hoge Raad gegeven terugwijzingsopdracht heeft miskend.
3.2.
Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang:
(i) Bij arrest van 24 april 2014 is de verdachte door het Hof vrijgesproken van het hem onder 4 tenlastegelegde en ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld.
(ii) De verdachte heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
(iii) De Hoge Raad heeft bij arrest van 1 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2447, overwogen dat het cassatieberoep kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 4. Dit arrest houdt onder het opschrift "Beslissing" het volgende in:
"De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan."
(iv) Bij het thans bestreden arrest heeft het Hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van de benadeelde partij, een en ander als in het arrest vermeld.
3.3.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de rechter naar wie de Hoge Raad na (partiële) vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de Hoge Raad gegeven beslissing (vgl. HR 27 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2500, NJ 1996/478). Dit brengt mee dat het Hof - gelet op de omvang van het cassatieberoep tegen het onder 3.2 sub (i) vermelde arrest - op grond van de beslissing van de Hoge Raad de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw had moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. Door op de hiervoor onder 3.2 sub (iv) weergegeven wijze te beslissen, heeft het Hof de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad miskend.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2017.