Conclusie
eerste middelbevat de klacht dat het hof op ontoereikende gronden tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten is gekomen, nu de gebezigde bewijsmiddelen deze bewezenverklaringen niet kunnen dragen. De bewijsmiddelen houden immers niets in waaruit de concrete betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde gedragingen kan worden afgeleid.
proces-verbaal van bevindingend.d. 2 september 2010 van de politie Hollands Midden met nr. PL1612 2010127541-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 161-162):
proces-verbaal van bevindingend.d. 1 oktober 2010 van de politie Hollands Midden met nr. PL1610 2010127541-11. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 163-164):
proces-verbaal van bevindingend.d. 5 oktober 2010 van de politie Hollands Midden met kenmerk FO-VM-100-2010. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – (blz. 169-173):
proces-verbaal van aangifted.d. 29 november 2010 van de politie Hollands Midden met nr. 2010127541. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 338 t/m 340):
als de op 24 november 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
• Tegen alle muren was plastic geniet;
• In een slaapkamer waren gipsplaten direct op het kozijn geschroefd en in de andere slaapkamer waren de gipsplaten op een aluminiumframe geschroefd;
• Diverse panelen waren op de muren van de slaapkamer geschroefd;
• Vanuit de meterkast was dwars door een slaapkamermuur een elektriciteitskabel getrokken die door gaten in de muur via de overloop waren doorgetrokken naar de tweede slaapkamer;
• In een slaapkamer waren vier grote gaten gemaakt in het plafond en in de andere slaapkamer was een groot gat gemaakt in het plafond en drie grote gaten waren gemaakt in een muur;
• Aan de plafonds waren meerdere afzuigboxen en luchtslangen geplaatst.
geschrift, te weten een aangifte opgemaakt d.d. 1 oktober 2010, door [betrokkene 3]. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 274- 276) :
Op 29 september 2010 is door een fraudespecialist van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Hij zag namelijk dat het zegeldraad was doorgeknipt. Hij zag dat aan de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat er een extra aansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. .
proces-verbaal van aangifted.d. 20 augustus 2010 van de politie Groningen met nr. PL01ME 2010081500-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 383-387):
als de op 20 augustus 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 21 maart 2011 van de politie Hollands Midden met nr. 2010127541. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 144-150):
als de op 21 maart 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
proces-verbaal van verhoord.d. 27 september 2010 van de politie Hollands Midden. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 35-39) :
als de op 27 september 2010 afgelegde verklaring van de verdachte:
A: [a-straat 1] in Hillegom. Ik woon daar sinds 15 december 2009.
verklaring van verdachte.
Gelet hierop, alsmede op het feit dat het dossier ook overigens geen aanknopingspunten biedt voor de stellingen van de verdachte, acht het hof de verdachte zelf strafrechtelijk verantwoordelijk voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
tweede middelbevat de klacht dat het hof de door de Hoge Raad op 1 september 2015 gegeven verwijzingsopdracht heeft miskend door ook feit 4 te berechten en af te doen, nu het hof in zijn arrest van 24 april 2014 de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde had vrijgesproken en het eerdere cassatieberoep niet tegen die vrijspraak was gericht.
derde middelklaagt dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden nu tussen het instellen van cassatie en het insturen van het dossier naar de griffie van de Hoge Raad te veel tijd is verstreken.