ECLI:NL:HR:2015:2447

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
14/02479
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof Den Haag inzake hennepteelt en elektriciteitsdiefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep, het onbruikbaar maken van een woning en het wederrechtelijk afnemen van elektriciteit. De verdachte had verklaard dat hij onder druk van drie mannen had toegestaan dat in zijn huis hennep werd gekweekt, maar zelf niet had geteeld. Hij stelde dat hij was geïntimideerd en dat hij de vernielingen en het afnemen van elektriciteit niet zelf had uitgevoerd, maar dat dit door anderen was gedaan.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig had bekend. De verklaring van de verdachte, waarin hij aangaf onder druk te zijn gezet, maakte het oordeel van het Hof niet begrijpelijk. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van de verklaringen van de verdachte door de feitenrechter en de noodzaak om te beoordelen of er sprake is van een duidelijke bekentenis. De zaak illustreert ook de complexiteit van zaken waarin dwang en intimidatie een rol spelen, en hoe dit de beoordeling van de schuld van de verdachte kan beïnvloeden.

Uitspraak

1 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/02479
KD/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 april 2014, nummer 22/000211-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 4 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde ten onrechte heeft volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1:
hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 27 september 2010 te Hillegom opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1] ) een groot aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 27 september 2010 te Hillegom opzettelijk en wederrechtelijk twee slaapkamers en een meterkast (van een woning aan de [a-straat 1] ) onbruikbaar heeft gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk in elk van die kamers een hennepkwekerij op te zetten en daartoe:
- zeil over de vloerbedekking heen te bevestigen en
- plastic tegen muren te nieten tot een hoogte van ongeveer 2 meter en
- gipsplaten op een kozijn en/of een aluminiumframe te schroeven en
- panelen tegen muren te schroeven en
- gaten in een muur te maken van de elektriciteitskast naar een slaapkamer en daar een elektriciteitskabel doorheen te trekken naar de andere slaapkamer en
- gaten in beide plafonds te maken en
- aan de plafonds afzuigboxen en luchtslangen te plaatsen;
3:
hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 27 september 2010 te Hillegom met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Liander N.V., zulks na het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door één of meer zegel(s) van een hoofdaansluitkast te laten verbreken en aan de zekerhouders een illegale elektriciteitsaansluiting te laten maken (waardoor de afgenomen elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd)."
2.3.
De aanvulling als bedoeld in art. 365a Sv houdt het volgende in:
"Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het bewezenverklaarde ter zake van de feiten 1, 2 en 3 heeft bekend en de verdediging ter zake geen vrijspraak heeft bepleit, zal het hof ter zake van de feiten op deze dagvaarding op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Feit 1
1. een proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands Midden, nr. PL1610 2010127541-11, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472),
d.d. 1 oktober 2010 (blz. 163 t/m 164);
2. een proces-verbaal van bevindingen van de politie Hollands Midden, kenmerk FO-VM-100-2010, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472),
d.d. 5 oktober 2010 (blz. 169 t/m 227);
3. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van de politie Hollands Midden, PV-nr.2010127541, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472),
d.d. 21 maart 2011 (blz. 144 t/m 150);
4. een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Hollands Midden, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472), d.d. 27 september 2010 (blz. 35 t/m 39);
5. een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Hollands Midden, welk proces-verbaal niet is voorzien van een proces-verbaalnummer, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472),
d.d. 27 september 2010 (blz. 40 t/m 46);
Feit 2
6. een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2] , van de politie Hollands Midden, PV-nr. 2010127541,
d.d. 29 november 2010 (blz. 338 t/m 340);
7. een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Hollands Midden, welk proces-verbaal niet is voorzien van een proces-verbaalnummer, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472),
d.d. 27 september 2010 (blz. 40 t/m 46);
Feit 3
8. een geschrift, te weten een aangifte opgemaakt
d.d. 1 oktober 2010, door [betrokkene 3] namens Liander N.V., als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472), blz. 274 t/m 276;
9. een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2] van de politie Hollands Midden, PV-nr. 2010127541,
d.d. 29 november 2010 (blz. 338 t/m 345);
10. een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de verdachte van de politie Hollands Midden, welk proces-verbaal niet is voorzien van een proces-verbaalnummer, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal nr. PL1610 2010127541 met bijlagen, van politie Hollands Midden, District Duin- en Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 472), d.d. 27 september 2010 (blz. 40 t/m 46)."
2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De verdachte geeft aan dat hij de straf te hoog vindt.
(...)
De verdachte legt op vragen van het hof een verklaring af, inhoudende:
(...)
Wat betreft de hennepkwekerij het volgende. Het houden van de weedhokken was geen vrijwillige actie. Ik was weggegaan bij [betrokkene 4] , omdat zij een weedhok nam. Nadat ik echter bij haar weg was gegaan, kwamen er mannen bij mij op de stoep die mij dwongen om weedhokken te nemen. Ik heb er zelf niets aan gedaan, het gebeurde in het huis dat ik huurde. Er werden twee kamers voor gebruikt. Desgevraagd antwoord ik u dat ik zelf weinig deed; ik heb zelf niet geteeld, ik heb het toegestaan; ik deelde niet in de winst en ik gaf de plantjes geen water. Daar kwamen om de twee dagen mensen voor langs.
Ook de vernieling heb ik niet zelf gedaan. Ik heb geen verstand van elektriciteit, de jongens hebben dat allemaal gedaan. Het klopt wel dat ik dat heb laten gebeuren. Ik wist dat er stroom afgetapt werd. Desgevraagd antwoord ik u dat ik de aanmaning van het nutsbedrijf van € 7.000,- niet heb betaald, omdat ik niet aangemaand ben.
U vraagt mij waarom ik niets heb gedaan om het huis in de oude staat terug te brengen. Ik zeg u dat ik al zo veel meegemaakt had: ik was in elkaar geslagen door die mannen, had een pistool tegen mijn hoofd gehad.
Desgevraagd antwoord ik u dat ik daar geen aangifte van heb gedaan bij de politie. Daar heb ik niet aan gedacht.
U vraagt mij namen te noemen. Die mannen heten [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , enz. Ze hebben bijnamen.
U vraagt mij wat er zou gebeuren als ik die mannen zou aangeven. Ik zeg u dat ze mij verteld hadden dat ik dan in een auto meegenomen zou worden. Ze dreigden ook mijn kinderen wat aan te doen en ik ben in elkaar geslagen.
Desgevraagd antwoord ik u dat de mannen kennissen waren van mijn ex-vriendin [betrokkene 4] . Ik kende ze niet goed. In de tijd dat zij met [betrokkene 4] contact hadden, zat ik in Spanje. In september 2009 kwamen er weedhokken in haar huis door die mannen. Ik wilde dat niet en toen ging de relatie steeds slechter. Omdat ik er niets mee te maken wilde hebben, ben ik weggegaan bij [betrokkene 4] en verhuisd naar Hillegom. Ik had toen even rust, maar daarna kwamen ze bij mij langs. Ik hoor u zeggen dat uit het sms-verkeer tussen mij en de mannen niet blijkt dat sprake is van dwang, maar eerder van samenwerking. Ik zeg u dat dit logisch is. Ze wisten dat het tegen hen gebruikt kon worden. Ze hadden ook iedere maand een ander nummer, dat kreeg ik dan door als ze de plantjes water kwamen geven. Ze dachten dat ik een grote pot in Spanje had, maar dat was niet zo. Ik heb de auto verkocht en ik had niets meer op een gegeven moment, dus daarom heb ik hen toen om geld gevraagd. Desgevraagd antwoord ik u dat ik toen niet naar de politie ben gegaan, omdat ik door die drie mannen geïntimideerd werd.
(...)
De verdachte verklaart dat hij bang voor hen is. Het zijn geen kleine jongens en gezien het proces-verbaal van hun verhoor weten zij zich goed uit de situatie te praten."
2.5.
In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359, derde lid, Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de - zich hier niet voordoende - aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van genoemde bepaling, is mede afhankelijk van de - in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen - uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring (vgl. HR 26 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX5776, NJ 2006/542).
2.6.
De in 2.4 weergegeven verklaring van de verdachte houdt in dat hij, door drie mannen geïntimideerd, heeft toegestaan dat in zijn huis hennep werd gekweekt, maar het zelf niet heeft gedaan, dat hij de vernielingen heeft laten gebeuren en dat hij heeft toegestaan dat er stroom werd afgetapt. Gelet daarop is het kennelijke oordeel van het Hof dat de verdachte al de tenlastegelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, niet begrijpelijk.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 september 2015.