Uitspraak
gevestigd te Eindhoven,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door AVT Industrial Components B.V. tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de vraag of de werknemer recht heeft op een transitievergoeding, ondanks ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 onder c van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de kantonrechter te Eindhoven van 9 februari 2016 en de beschikking van het hof van 8 september 2016, die aan deze procedure ten grondslag liggen.
De Hoge Raad heeft de klachten die door AVT in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.
In de beslissing heeft de Hoge Raad AVT veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 853,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de verweerder. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.