Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Haarlem,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
Het onderdeel doet daartoe een beroep op een na de uitspraak ontvangen (aan het cassatierekest gehechte) brief van de president van het hof aan de advocaat van de moeder, met de volgende inhoud:
Een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast in een rechtbank is ingevolge art. 40 lid 2 Wet RO van rechtswege rechter-plaatsvervanger in de overige rechtbanken, maar geen raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof. Hieruit volgt dat (ook) een rechter in een rechtbank, waarvan in dit geval sprake is, bij benoeming in het ambt van raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof, voorafgaand aan de datum van indiensttreding dient te worden beëdigd.
Dat betekent dat de bestreden beschikking is gewezen niet door drie, maar door twee raadsheren en daarom ingevolge art. 5 lid 2 Wet RO dient te worden vernietigd (zie ook HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607, NJ 2017/202). De omstandigheid dat bij gelegenheid van de beëdiging aan het wettelijk voorgeschreven eedsformulier het in de brief van de president aangehaalde ‘addendum’ is toegevoegd, brengt in het voorgaande geen wijziging.
De overige klachten van het middel behoeven daarom geen behandeling.
4.Beslissing
6 oktober 2017.