ECLI:NL:HR:2017:2334

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
17/00306
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake kosten van vervolging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 7 december 2016, met de nummers BK-16/00234, BK-16/00235 en BK-16/00236. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Rotterdam, met de nummers ROT 14/8703, ROT 14/875 en ROT 14/8706, die betrekking hadden op de kosten van vervolging die aan belanghebbende in rekening waren gebracht.

Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Echter, na het verstrijken van de termijn voor de motivering van het beroep in cassatie, heeft belanghebbende nog een aanvullend geschrift ingediend, waar de Hoge Raad geen acht op slaat. De Hoge Raad beoordeelt de klachten en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 15 september 2017.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 17/00306
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 7 december 2016, nrs. BK‑16/00234, BK-16/00235 en BK-16/00236, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 14/8703, ROT 14/875 en ROT 14/8706) betreffende de aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.