ECLI:NL:HR:2017:1290

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
16/00286
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Motivering toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging in strafzaak met gewijzigde persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, maar het Hof had de tenuitvoerlegging van deze straf gelast op basis van de niet-naleving van de algemene voorwaarden. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan belediging en wederspannigheid, en zijn persoonlijke omstandigheden waren gewijzigd, wat door zijn raadsvrouw werd aangevoerd als argument voor een lichtere straf. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn beslissing voldoende had gemotiveerd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 16/00286
CB/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 december 2015, nummer 21/004634-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Gelderland van 7 augustus 2012 onder parketnummer 05/201651-11 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
2.2.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van, kort gezegd, belediging en weerspannigheid veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van 7 augustus 2012 opgelegde gevangenisstraf van twee weken.
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Het is een strafmaatappel. Vorig jaar was een heftig jaar voor mijn cliënt. Het lichaam van zijn vader werd in een brandend busje aangetroffen; vermoord. Dat heeft hem heel erg aangegrepen. Hij heeft moeite om dit te verwerken. Hij krijgt individuele therapie gericht op agressiehantering. Dat is op vrijwillige basis. Hij is gestopt met drinken en heeft geen contact meer met 'foute' familieleden. Hij heeft weer contact met zijn dochtertje. Hij werkt als inkoper van oud ijzer. Hij probeert zijn eigen bedrijf op te starten.
Hij heeft van zijn psycholoog opdracht gekregen stress te vermijden en deze zitting is stressvol voor hem. Sinds dit feit is hij niet meer in aanraking geweest met justitie.
Ik verzoek het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dat kan hij op dit moment niet aan. Ik bepleit de oplegging van een voorwaardelijke straf en/of een geldboete en het afwijzen van de vordering tot tenuitvoerlegging."
2.2.3.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt:
"Door de raadsvrouw is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte in die periode veel te verwerken had doordat zijn vader kort na de onderhavige feiten was vermoord. Inmiddels heeft verdachte hulp gezocht bij een psycholoog, is hij gestopt met alcoholgebruik, is hij aan het werk en woont hij samen met zijn vriendin. Sinds dit feit is hij niet meer in aanraking geweest met justitie. Verdachte heeft zijn leven gebeterd en een geheel voorwaardelijke straf is nu passend, aldus de raadsvrouw.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg - een passende bestraffing is. Gelet op hetgeen omtrent verdachtes gewijzigde persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting van het hof naar voren is gekomen, ziet het hof echter aanleiding om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen."
2.2.4.
Het Hof heeft de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging als volgt gemotiveerd:
"Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2012 met parketnummer 05-201651-11, is veroordeelde onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 22 augustus 2012, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 19 juni 2014 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten.
Bijzondere omstandigheden die tot een andere beslissing zouden moeten leiden, zijn het hof niet gebleken."
2.3.
Het Hof heeft de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gemotiveerd door vast te stellen dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Door aldus te overwegen heeft het Hof zijn beslissing voorzien van de in art. 14j, eerste lid, Sr vereiste motivering. Tot een nadere motivering was het Hof, ook gelet op hetgeen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is aangevoerd, niet gehouden. De door het Hof in het kader van de strafoplegging in aanmerking genomen omstandigheden maken dat niet anders.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.