Uitspraak
gevestigd te Dublin, Ierland,
gevestigd te Soest,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
lid 3Aw, maar niet als het betreft een werk als bedoeld in art. 10
lid 1 onder 1°Aw. Dit is volgens het onderdeel van belang omdat de vorderingen van Ryanair niet erop zijn gebaseerd dat PR Aviation inbreuk maakt op de (structuur van de) gegevensverzameling die op haar website toegankelijk wordt gemaakt voor rechtmatige gebruikers, maar op het gebruik dat PR Aviation maakt van de vluchtgegevens die op deze website openbaar worden gemaakt.
en alle andere geschriften."
De rechter dient immers zijn nationale recht zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de relevante richtlijn (HvJEU 10 april 1984, C-14/83, Jur. p. 1891 (Colson) en HvJEU 13 november 1990, C-106/89, Jur. p. I-4135, NJ 1993/163 (Marleasing)). Indien het onderdeel tot vernietiging zou moeten leiden, zou het verwijzingshof daarom tot geen ander oordeel kunnen komen dan dat het beroep van Ryanair op art. 10 lid 1 onder 1° Aw, geen doel kan treffen, in aanmerking genomen
contra legemkunnen hieraan niet afdoen. De formulering van art. 10 lid 1 onder 1° Aw laat de hier bedoelde uitleg immers toe. Aan de bedoeling van de wetgever om de geschriftenbescherming voorshands te handhaven, komt bij de uitleg van de onderhavige bepaling geen overwegende betekenis toe. Dit is reeds het geval omdat - zoals hiervoor in 3.4.2 is overwogen – niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de handhaving van de geschriftenbescherming heeft willen afwijken van datgene waartoe de Databankenrichtlijn hem verplichtte, in samenhang met de omstandigheid dat de wetgever van de onjuist gebleken veronderstelling uitging dat de geschriftenbescherming buiten het bereik van de Databankenrichtlijn viel.
De rechtbank heeft in rov. 4.5 van haar vonnis overwogen dat, als zij aan de wanprestatiegrondslag zou toekomen, alsdan zou worden beoordeeld aan de hand van welk recht moet worden onderzocht of het onderhavige verweer van PR Aviation doel treft. Aangezien zij de vorderingen toewijsbaar achtte voor zover deze waren gebaseerd op inbreuk op Ryanairs auteursrechten (zie hiervoor in 3.2.2), kwam de rechtbank niet aan deze beoordeling toe.
4 Omschrijving van de feiten waarop de door het HvJEU te geven uitleg moet worden toegepast
5.Vraag van uitleg
6.Beslissing
17 januari 2014.