Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoekster 1 en verzoeker 2, die gehuwd zijn in gemeenschap van goederen. Verzoekster 1 was onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, en de rechtbank had eerder de schuldsaneringsregeling voor hen van toepassing verklaard. De rechter-commissaris had in 2014 de regeling voorgedragen voor beëindiging omdat zij niet voldaan hadden aan hun verplichtingen en nieuwe schulden hadden laten ontstaan. De rechtbank gaf hen echter een laatste kans, maar in 2015 werd de regeling alsnog beëindigd omdat zij hun informatieplicht niet waren nagekomen.
Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank, waarbij het oordeelde dat verzoekster 1 en verzoeker 2 onvoldoende informatie hadden verstrekt aan de bewindvoerder, ondanks herhaalde waarschuwingen. De Hoge Raad oordeelde dat verzoekster 1, hoewel onder curatele, na opheffing van de curatele het cassatieberoep had bekrachtigd en dus ontvankelijk was. De Hoge Raad verwierp het beroep, oordelend dat de tekortkomingen in de informatieplicht van verzoekster 1 en verzoeker 2 voldoende grond vormden voor de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad benadrukte dat de curatele niet ontslaat van de informatieplicht en dat de verwijtbaarheid van de tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen in het kader van de schuldsaneringsregeling moet worden beoordeeld.