In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de inbreng van een perceel grond in een transparante personenvennootschap, waarbij de vraag centraal staat of de inbreng tegen fiscale boekwaarde, vermeerderd met stille reserves, in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en de landbouwvrijstelling van artikel 3.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende, die samen met haar echtgenoot een maatschap had gevormd, had het perceel grond ingebracht in een vennootschap onder firma (v.o.f.) met een specifieke regeling omtrent de waardering van de inbreng. De Rechtbank had geoordeeld dat de inbreng was geschied tegen de fiscale boekwaarde vermeerderd met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer op het moment van verwerving en de waarde op het moment van inbreng. De Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd en geoordeeld dat de inbrengwaarde niet in strijd is met goed koopmansgebruik, mits de inbrenger zich de stille reserves voorbehoudt. De zaak is terugverwezen naar de Rechtbank Gelderland voor verdere behandeling.