Uitspraak
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
gevestigd te Almere,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Bayer is houdster van Europees octrooi EP 0 918 791 B3 (hierna: EP 791), waarvan de verlening is gepubliceerd op 3 april 2002, en van Europees octrooi EP 1 149 840 B2 (hierna: EP 840), waarvan de verlening is gepubliceerd op 7 januari 2009. Beide octrooien betreffen werkwijzen voor de bereiding van drospirenon en hebben gelding voor onder meer Nederland. EP 791 is verleend op basis van internationale aanvrage PCT/EP97/04342, gepubliceerd als WO 98/06738 (hierna: WO 738). EP 840 is verleend op een van WO 738 afgesplitste aanvrage. Ten opzichte van EP 840 wordt EP 791 daarom ook wel aangeduid als het moederoctrooi. Voor beide octrooien is prioriteit ingeroepen vanaf 12 augustus 1996.
- ii) Conclusie I van EP 791 luidt als volgt, in de niet bestreden Nederlandse vertaling:
(6ß, 7ß; 15ß,16ß-dimethyleen-3-oxo-17α-pregn-4-een-21, 17-carbolacton, DRSP)
DRSPund
5-ß-OH-DRSPoxidiert. Die 5-ß-OH-Funktion im Oxidationsprodukt ist labil gegenüber Säuren, Lewissäuren und basischen Bedingungen bei erhöhten Temperaturen, da in allen Fällen mit der Ausbildung des
Δ-4,5-ungesättigten Ketons im Drospirenon ein thermodynamisch stabileres Produkt erhalten wird. Die Eliminierung der ß-OH-Funktion im
5-ß-OH-DRSPverläuft zum thermodynamisch stabileren Drospirenon und konnte nicht unterdruckt werden konnte.
5-ß-OH-DRSPim allgemeinen als Hauptkomponente im Verhältnis von 2-3:1 vorliegt.(…).“
ZK 92836zum
5-ß-OH-DRSP ZK 90965und die anschließende Wassereliminierung zum Drospirenon
ZK 30595in einem zweistufigen Verfahren. (...).
ZK34506in Tetrahydrofuran mit Wasserstoff an Palladium-Kohle hydriert. Die Hydrierlösung wird anschließend einem Lösungsmittelwechsel von Tetrahydrofuran auf Acetonitril unterworfen. Die Acetonitril-Lösung wird mit einer katalytischen Menge Rutheniumtrichlorid (1 mol%) und 3 Equivalenten natriumbromat bei 40°-60° C gezielt zum
5-ß-OH-DRSPoxidiert. Trotz der großen Labilität des
5-ß-OH-DRSPgegenüber Säuren, Lewissäuren wie beispielsweise der Chromverbindungen im alten Betriebsverfahren, starken Basen oder hohen Temperaturen, die in allen Fällen auf die hohe Triebkraft zur Bildung des thermodynamisch stabileren Δ-4,5-ungesättigten Ketons zurückzuführen ist, gelingt unter den gewählten Reaktionsbedingungen die selektive Synthese de
5-(3-OH-DRSP, ohne das eine Drospiroenonbildung zu beobachten ist. Das
5-ß-OH-DRSPkann durch eine (betrieblich) einfach durchzuführende Wasserfällung aus der Reaktionslösung isoliert werden.
ZK 35096überführt.
ZK 95673führt.
- iv) De hiervoor geciteerde passages uit de beschrijving van EP 791 zijn ook opgenomen in WO 738.
- v) De enige conclusie van EP 840 luidt in de niet bestreden Nederlandse vertaling:
- vii) Bayer brengt onder de merknamen
- viii) Sandoz brengt een generieke variant van
- ix) Aanvankelijk paste IC voor de productie van drospirenon een aan EP 840 identieke werkwijze toe. Bij vonnis in kort geding van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juni 2012 is Sandoz op vordering van Bayer veroordeeld om de inbreuk op EP 840 in Nederland, onder andere door de productie en verhandeling van
- x) Inmiddels gebruikt IC voor de oxidatiestap in het bereidingsproces van drospirenon niet het in EP 791 geclaimde metaalzout ruthenium als katalysator, maar een organische verbinding met de naam
De primaire vorderingen van Bayer berusten op de stellingen dat
ee/drsp sandozmoet worden aangemerkt als rechtstreeks verkregen door toepassing van een werkwijze (de aangepaste IC-werkwijze) die equivalent is aan de in EP 791 en/of EP 840 geoctrooieerde werkwijzen en dat de verhandeling van dat product door Sandoz in Nederland dus octrooi-inbreuk oplevert. De subsidiaire vordering speelt in cassatie geen rol.
tempo(rov. 4.1 tot en met 4.22), en
Oxidationen unter Beteiligung von Rutheniumverbindungen (...) nicht offenbart (werden)’;
Solche Oxidationen werden beispielsweise innerhalb der WO-A-90/14344 an aliphatischen gesätitgten a-ω-Diolen zu der entsprechenden Lactonen beschrieben.’;
‘selektiver und einfacher in der Durchführung ist’en (b) ‘
ökologischer’is (§ 0009 van de beschrijving).
katalytische Mengen eines Metalls’(waarmee wordt bedoeld: het metaal ruthenium).
Reaktionsbedingungen des neuen Verfahrens’twee bijproducten (het epimere isolacton ZK 35096 en het ringopenings-produkt ZK 95673) nauwelijks meer worden gevormd.
die Katalyse mit Ruthenium als auch die Oxidation mit Hilfe von TEMPO im Fachgebiet bekannt (waren)’, dat
‘am Prioritätszeitpunkt’vele methoden ter beschikking stonden om alcoholgroepen te oxideren, en dat tot de 14
‘gängige Verfahren’daarvoor onder meer behoorden:
tempoals katalysator geen inbreuk maakt op EP 791. Dit oordeel berust op een aan het hof voorbehouden weging van relevante factoren en is niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd.
temponiet een stof was waarmee hetzelfde resultaat bereikt kon worden als met rutheniumzout, zodat reeds daarom niet van equivalentie sprake kan zijn. Voorts miskent het dat het bij de hier aan de orde zijnde vraag erom gaat of in de perceptie van de gemiddelde vakman de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen, ruimte laten voor equivalenten, gelet op enerzijds een adequate bescherming van de octrooihouder en anderzijds de rechtszekerheid voor derden. Daarbij speelt de wil of de bedoeling van de aanvrager om van die bescherming afstand te doen, geen beslissende rol. Voor het overige bouwen de klachten van onderdeel 1.1.2, evenals die van onderdeel 1.1.3, voort op die van onderdeel 1.1.1, zodat die het lot daarvan moeten delen.
(‘disclosed but not claimed is disclaimed’).Dan brengt de rechtszekerheid een restrictieve uitleg mee: onder het octrooi valt alleen het gebruik van pTSA en in elk geval niet het gebruik van een base als pyridine (rov. 5.6).
Onderdeel 3 bevat geen zelfstandige klacht.
Nu Sandoz vergoeding van de kosten in cassatie op de voet van art. 1019h Rv heeft gevorderd en partijen overeenstemming hebben bereikt over de terzake op de voet van deze bepaling toe te schatten kosten, zal dienovereenkomstig worden beslist.
4.Beslissing
5 februari 2016.