ECLI:NL:HR:2016:1307

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
16/01795
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, had zijn beroep te laat ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank van 17 december 2014, waartegen het cassatieberoep was ingesteld. De termijn voor het instellen van cassatie bedraagt drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. In dit geval begon de termijn op 17 december 2014 en eindigde op 17 maart 2015. Aangezien het beroep in cassatie pas op 29 januari 2016 bij de Centrale Raad van Beroep was ingekomen, was het te laat.

De Hoge Raad benadrukt het belang van duidelijkheid over de termijnen voor het aanwenden van rechtsmiddelen en dat deze termijnen strikt moeten worden nageleefd. Uitzonderingen op deze regel zijn alleen mogelijk onder bijzondere omstandigheden, zoals bij apparaatsfouten. De argumenten van de verzoeker voor een verschoonbare termijnoverschrijding werden door de Hoge Raad niet als zodanig erkend. Daarom verklaarde de Hoge Raad de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.

De beslissing werd genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, en de uitspraak werd openbaar gemaakt door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 juni 2016
Eerste Kamer
16/01795
EE/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] .

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 3310609 EJ VERZ 14-166 van de rechtbank Overijssel van 17 december 2014.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij ongedateerde brief, bij de Hoge Raad ingekomen op 21 juni 2016, op die conclusie gereageerd. Reeds omdat deze brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

3.1
Het verzoekschrift waarbij beroep in cassatie is ingesteld, is op 29 januari 2016 ingekomen bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad heeft het doorgezonden naar de Hoge Raad.
3.2
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv bedraagt de termijn voor het instellen van beroep in cassatie drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak.
Deze cassatietermijn ving in het onderhavige geval aan op 17 december 2014 en eindigde op 17 maart 2015. Het beroep in cassatie is derhalve te laat ingesteld.
3.3
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt, zoals in het geval van zogenoemde apparaatsfouten (vgl. HR 28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8489, NJ 2005/465, HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT1097, NJ 2005/372, en HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:413, NJ 2014/131). Hetgeen in het verzoekschrift wordt aangevoerd ten betoge dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in deze zin. De Hoge Raad zal [verzoeker] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 juni 2016.