In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtsgeldigheid van een BIZ-heffing opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe. De zaak betreft een geschil over de aanslag BIZ-bijdrage voor het jaar 2012, die aan belanghebbende was opgelegd. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op basis van de 'Verordening BI-zone centrum [Z] 2011', maar het Hof had geoordeeld dat de verordening onverbindend was omdat er geen uitvoeringsovereenkomst met een afdwingbepaling was gesloten voorafgaand aan de vaststelling van de verordening.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanslag rechtsgeldig was opgelegd, omdat de uitvoeringsovereenkomst op het moment van opleggen van de aanslag was gewijzigd en de afdwingbepaling was toegevoegd. Dit betekende dat de verordening verbindend was op het moment van de aanslag. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling van de onbehandelde geschilpunten.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2015.