ECLI:NL:HR:2015:226

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
14/02535
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990, die door de belanghebbenden werd aangevochten. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem werd eerder door de Hoge Raad vernietigd, waarna de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Ook deze uitspraak werd later door de Hoge Raad vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof Den Haag. De belanghebbenden hebben uiteindelijk beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij zij één middel hebben voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, en de belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 6 februari 2015.

Uitspraak

6 februari 2015
Nr. 14/02535
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
erven van [X], gewoond hebbende te
[Z], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 8 april 2014, nr. BK-13/00676, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.

1.Het eerste en tweede geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (nr. 10/00255) is op het beroep van erflater bij arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2012, nr. 11/02591, ECLI:NL:HR:2012:BW7714, BNB 2012/221, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. De uitspraak van laatstgenoemd hof (nr. 12/00309) is op het beroep van erflater bij arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, nr. 13/01159, ECLI:NL:HR:2013:23, BNB 2013/214, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het derde geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.