Uitspraak
Uitspraak van 8 april 2014
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
Beschikking, bezwaar en beroep
Geding in hoger beroep en in cassatie
Vaststaande feiten
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
De naheffingsaanslagen werden in oktober 2000 opgelegd. Het niet meer (kunnen) betalen van deze naheffingsaanslagen door de vennootschap is, aldus de Ontvanger, het gevolg van het eerdere handelen van belanghebbende. De Ontvanger heeft blijkens het tot de gedingstukken behorende proces-verbaal van zitting van het gerechtshof Arnhem van 28 september 2006 de stelling van belanghebbende dat de liquiditeitspositie van de vennootschap het niet toeliet dat de naheffingsaanslagen werden voldaan, niet langer bestreden, zodat daarvan als tussen partijen vaststaand moet worden uitgegaan. Hieruit leidt het Hof af dat de gelden, verkregen uit door de Ontvanger gestelde handelingen van belanghebbende, ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen niet meer tot het vermogen van de vennootschap behoorden. Geconcludeerd moet derhalve worden dat de Ontvanger feiten noch omstandigheden heeft gesteld die grond bieden voor zijn stelling dat het aan belanghebbende te wijten is dat de in oktober 2000 opgelegde naheffingsaanslagen vervolgens onbetaald zijn gebleven.
Het Hof bepaalt dat het onderzoek na de hierna vermelde datum van de beslissing zal worden heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de verzoeken van belanghebbende. Het Hof zal alsdan de minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen, voor zover dit het verzoek betreft tot vergoeding van schade als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn in de gerechtelijke procedure.
Beslissing
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
- de gronden van het beroep in cassatie.