Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
26 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de verdeling van gemeenschappelijke inboedelgoederen, waarbij de rechtbank [eiseres] had veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [verweerder]. Na een hoger beroep bij het hof, heeft [eiseres] op 25 juni 2013 geen memorie van grieven ingediend, wat leidde tot een akte niet-dienen. Het hof verklaarde [eiseres] niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat zij geen grieven had aangevoerd.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat [eiseres] tijdig een verzoek om uitstel had ingediend, en dat de beslissing op dat verzoek te laat was genomen. De Hoge Raad vernietigde daarom de rolbeslissing van 25 juni 2013 en het arrest van het hof van 16 juli 2013. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, omdat [verweerder] niet had gereageerd op de bestreden beslissing.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen op verzoeken om uitstel in het procesrecht, en bevestigt dat verzoeken om uitstel op een zodanig tijdstip moeten worden beoordeeld dat de verzoeker nog de gelegenheid heeft om de proceshandeling tijdig te verrichten. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van de pilotreglementen die bij de gerechtshoven worden toegepast.