ECLI:NL:GHSHE:2013:3090

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
HD 200.123.600_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingeleid door een vrouw, appellante, tegen een man, geïntimeerde. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch, waar vonnissen waren gewezen op 21 december 2011 en 17 oktober 2012. De appellante had op 17 januari 2013 een exploot van dagvaarding ingediend om hoger beroep aan te tekenen. Echter, na het verlenen van een termijn van zes weken en een uitstel van vier weken voor het indienen van de memorie van grieven, had appellante deze memorie niet ingediend. Op de rolzitting van 25 juni 2013 constateerde de rolraadsheer dat het recht van appellante om de memorie van grieven te nemen was vervallen, omdat deze niet binnen de gestelde termijn was ingediend en er geen verzoek om uitstel was gedaan. Hierdoor werd aan de geïntimeerde akte van niet-dienen verleend.

Het hof oordeelde dat appellante geen grieven had aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep, wat leidde tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep. De uitspraak van het hof was dat appellante als de in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die aan de zijde van geïntimeerde waren begroot op € 683,- aan verschotten en € 447,- voor salaris advocaat. Deze uitspraak werd gedaan op 16 juli 2013 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.123.600/01
arrest van 16 juli 2013
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. I.M.B. Kramer te Amsterdam,
tegen:
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.F.M. Giebels-Derks te Boxtel,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 januari 2013 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector civiel recht, gewezen vonnissen van 27 februari 2012 [het hof begrijpt: 21 december 2011] en 17 oktober 2012 tussen appellante - [appellante] - als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak- en rolnr. 234882 / HA ZA 11-1361)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen. Het hof merkt hierbij op, dat uit de weergave van het procesverloop in r.o. 1.1 van het vonnis van 17 oktober 2012 blijkt dat de rechtbank niet op 27 februari 2012, zoals [appellante] in de appeldagvaarding heeft aangegeven, maar op 21 december 2011 een tussenvonnis heeft gewezen. Blijkens diezelfde weergave heeft op 27 februari 2012 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Uit de gedingstukken blijkt niet dat de rechtbank op die datum ook (mondeling of schriftelijk) vonnis zou hebben gewezen. Het hof begrijpt de datum van 27 februari 2012 in de appeldagvaarding dan ook als een kennelijke verschrijving en leest in plaats daarvan 21 december 2011.
Het tussenvonnis van 21 december 2011 is overigens niet overgelegd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
[appellante] heeft bij voormeld exploot [geïntimeerde] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 maart 2013, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld.
2.2.
[appellante] heeft de zaak aangebracht ter rolzitting van 19 maart 2013. Iedere partij heeft een advocaat doen stellen.
2.3.
Nadat aan [appellante] eenmaal een termijn van zes weken en eenmaal een uitstel van vier weken was verleend voor het nemen van de memorie van grieven, heeft [appellante] niet van grieven gediend.
2.4.
Op de rol van 25 juni 2013 heeft de rolraadsheer vastgesteld dat het recht van [appellante] om de memorie van grieven te nemen is vervallen, omdat die proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn is verricht en daarvoor geen nader uitstel is verkregen. De rolraadsheer heeft van dat feit aan [geïntimeerde] akte van niet-dienen verleend.
2.5.
Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof zal recht doen op basis van de gedingstukken in het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1.
[appellante] heeft tegen het beroepen vonnis geen grieven aangevoerd. Dit brengt mee dat [appellante] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
3.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hof niet toekomt aan enige beoordeling van de beslissingen in het vonnis waarvan beroep.
3.3.
[appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak begroot op € 683,- aan verschotten en op € 447,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juli 2013.