6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1.Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben in dat kader met elkander samengewoond. Op 31 mei 2007 hebben zij ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin zij verklaren met ingang van die datum te gaan samenwonen en welke onder meer de navolgende bepalingen bevatte:
Partijen hebben geruild en in eigendom overgedragen over en weer gelijk zij hebben geruild en in eigendom aanvaard over en weer de onverdeelde helft van de inboedel, aan partijen genoegzaam bekend (…)
Inboedelzaken welke na datum begin samenwonen in eigendom zijn/worden verkregen, worden geacht aan beiden toe te behoren, ieder voor de onverdeelde helft, behoudens tegenbewijs (…)
Indien roerende zaken voor gezamenlijke rekening zullen worden verkregen, zullen deze door partijen als gemeenschappelijk eigendom worden aangemerkt. (…)
In alle gevallen waarin tussen partijen verschil van mening bestaat over de eigendom van een zaak en geen van beiden het recht daarop kan bewijzen, wordt die zaak geacht gemeenschappelijk eigendom te zijn van partijen, ieder voor de helft. (…)
1. a. Indien de samenleving anders dan door overlijden eindigt, zijn partijen verplicht er aan mee te werken dat aan iedere partij worden toebedeeld de goederen die zij in ruiling heeft gebracht, zonder verrekening van de waarde.
6.1.2.Voormelde samenlevingsovereenkomst is ontbonden en de man heeft de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [plaats] in september 2008 verlaten. Nadien woonde de vrouw alleen in de woning.
6.1.3.Bij vonnis van 10 maart 2010 in een eerdere procedure tussen partijen heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch de woning van partijen, die hen in gemeenschappelijk eigendom toebehoorde, aan de man toegedeeld en de vrouw onder meer veroordeeld om – kort gezegd – aan deze toedeling haar medewerking te verlenen en aan de man een bedrag van € 14.000,- te voldoen. Tevens werd de vrouw veroordeeld om binnen drie maanden na vorenbedoelde overdracht de woning te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van de man om die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen met behulp van een deurwaarder en de sterke arm van politie en justitie.
6.1.4.Op 8 juni 2010 is het onverdeeld aandeel van de vrouw in de woning aan de man overgedragen. De man was vanaf dat moment alleen en volledig eigenaar van de woning.
6.1.5.Op 8 september 2010 heeft de vrouw de woning verlaten. Bij de ontruiming was een deurwaarder betrokken.
6.2.1.De vrouw heeft, na haar eis te hebben gewijzigd, in eerste aanleg in conventie gevorderd:
de vaststelling van de verdeling van de gemeenschappelijke inboedelgoederen, een en ander zoals door haar voorgesteld;
veroordeling van de man tot betaling van de helft van het door hem genoten fiscale voordeel over 2007-2008, te stellen op € 9.094,51;
veroordeling van de man tot betaling van € 880,-, zijnde de helft van het saldo van de gezamenlijke rekening;
afgifte door de man van haar eigendommen;
veroordeling van de man tot betaling van een schadevergoeding ad € 6.703,-,
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
6.2.2.De man heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd:
te bepalen dat de inboedel wordt verdeeld overeenkomstig zijn voorstel;
te bepalen dat de vrouw aan de man dient te betalen:
a. een vergoeding voor schoonmaakkosten ad € 2.400,-;
b. een schadevergoeding ad € 2.365,-;
c. de helft van het saldotekort op de gezamenlijke bankrekening ad € 70,32;
d. de helft van de achterstallige hypotheeklasten ad € 1.126,06;
e. de kosten van RWE over september en oktober 2009 ad € 186,-;
f. de gemeentelijke belastingen over 2009 ad € 919,43;
g. de waterschapslasten over 2009 ad € 88,13;
h. de opstalverzekering 2009 en 2010 ad € 569,12;
i. een gebruiksvergoeding over juni, juli en augustus 2010 ad € 1.399,99;
j. de kosten van de deurwaarder ad € 2.229,96;
3. afgifte door de vrouw van zijn eigendommen,
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
6.2.3.Partijen hebben over en weer verweer gevoerd.
6.2.4.Op 27 februari 2012 heeft ten overstaan van de rechtbank een comparitie na antwoord plaatsgevonden. De rechtbank heeft bij mondeling vonnis van 27 februari 2012, vastgelegd in het proces-verbaal van comparitie, houdende mondeling vonnis, de vrouw opgedragen te bewijzen dat (1) de goederen waarvan zij toedeling en/of afgifte vordert door haar in ruiling zijn gebracht dan wel haar eigendom zijn alsmede (2) dat elk van deze goederen in het bezit van de man is. De man is in gelegenheid gesteld om met betrekking tot het laatste de lijst in het geding te brengen, die hij ter gelegenheid van de ontruiming aan de deurwaarder heeft overhandigd en waarop de goederen staan vermeld die volgens de man aan hem toebehoorden en in de woning moesten achterblijven. De vrouw mocht op die lijst reageren.
Voorts heeft de rechtbank de man opgedragen te bewijzen dat de vrouw enkele dagboeken en fotoboeken van zijn overleden echtgenote, enkele gereedschappen, een kantenmaaier, een huishoudtrap, een tweepersoons stalen ledikant, bestek en pannen in haar bezit heeft.
6.2.5.In het beroepen eindvonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank in conventie en in reconventie:
- de verdeling van de gemeenschappelijke inboedelgoederen aldus vastgesteld dat:
aan iedere partij worden zonder nadere verrekening toegedeeld de goederen die hij of zij thans onder zich heeft;
aan de man worden toegedeeld de dagboeken, fotoboeken en naaimachine van zijn overleden echtgenote;
- de vrouw veroordeeld om aan de man te betalen een bedrag van € 4.743,61;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.