ECLI:NL:HR:2013:BZ6816

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01607
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting met verhoging en heffingsrente

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting die zijn opgelegd aan belanghebbende over de jaren 1991 en 1992. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder dat er kwijtschelding is verleend. Daarnaast is er heffingsrente in rekening gebracht.

Na bezwaar tegen de navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen, heeft de Inspecteur deze handhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna het Hof de uitspraken van de Inspecteur, de kwijtscheldingsbeschikkingen, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen inzake heffingsrente heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De Staatssecretaris heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De erfgenamen van belanghebbende hebben een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Dit arrest is gewezen op 12 april 2013 door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.

Uitspraak

12 april 2013
nr. 12/01607
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatsecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 februari 2012, nr. BK-04/02528, betreffende aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is over het jaar 1991 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en over het jaar 1992 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
De navorderingsaanslagen, de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraken van de Inspecteur, de kwijtscheldingsbeschikkingen, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen inzake heffingsrente vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erfgenamen van belanghebbende hebben een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2013.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.