In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de informatiebeschikking die de Inspecteur op 5 september 2013 aan belanghebbende had gegeven, onterecht was. De Inspecteur had deze beschikking gegeven op basis van informatie die hij had ontvangen van de Belgische autoriteiten over een rekening van de overleden echtgenoot van belanghebbende bij de Kredietbank Luxembourg (KB Lux). De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende had aangetoond dat de echtgenoot van belanghebbende de rekening daadwerkelijk had en dat de informatiebeschikking daarom niet rechtmatig was.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur voldoende gegevens had over de rekening en dat de echtgenoot van belanghebbende als rekeninghouder kon worden geïdentificeerd. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur in redelijkheid informatie over de rekening kon opvragen, omdat deze van belang kon zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en bevestigde de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, waarmee de informatiebeschikking in stand bleef.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de informatieverplichting van belastingplichtigen en de mogelijkheden voor de Inspecteur om informatie op te vragen in het kader van belastingheffing. De zaak illustreert ook de complexiteit van belastingzaken waarbij buitenlandse rekeningen en informatiebeschikkingen aan de orde zijn.