ECLI:NL:HR:2013:997

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
13/00799
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 januari 2013, nr. 11/00266. Dit hoger beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad (nr. AWB 11/76) betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. Het College heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard, en het College is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht geheven van € 478 van de gemeente Deventer ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2013 door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

18 oktober 2013
nr. 13/00799
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 8 januari 2013, nr. 11/00266, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad (nr. AWB 11/76) betreffende een ten aanzien van belanghebbende genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. het heden in de zaak met nummer 13/01234 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het College in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van  Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013.
Van de gemeente Deventer wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 478.