ECLI:NL:HR:2012:BX8552

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05099
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting met betrekking tot verzwegen spaartegoeden in Duitsland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting die zijn opgelegd aan E.H.A. Passenheim-van Schoot over de jaren 1993 tot en met 1996 en 1994 tot en met 1997. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De Rechtbank te Arnhem had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar deze uitspraak werd door de Hoge Raad op 26 februari 2010 vernietigd, met verwijzing naar de Rechtbank te Breda voor verdere behandeling.

De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de navorderingsaanslagen en de beschikkingen inzake heffingsrente. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat het hoger beroep ongegrond verklaarde en de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de kosten van het geding in cassatie zijn aan de Staatssecretaris opgelegd, met inachtneming van de samenhang met een andere zaak.

Uitspraak

28 september 2012
Nr. 11/05099
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 oktober 2011, nrs. 11/00287 tot en met 11/00294, betreffende aan E.H.A. Passenheim-
van Schoot te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting alsmede de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1993 tot en met 1996 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1994 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd, alsmede daarmee samenhangende beschikkingen inzake heffingsrente gegeven, tegen welke navorderingsaanslagen en beschikkingen bezwaar is gemaakt.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 05/4835 en 05/4839 tot en met 05/4845) heeft het door belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010, nr. 43670bis, LJN BJ9120, BNB 2010/200, vernietigd, met verwijzing van het geding naar de Rechtbank te Breda ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
De Rechtbank te Breda (nrs. AWB 10/2569 tot en met 10/2576) heeft het beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen alsmede de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 11/05098 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1748, derhalve € 874, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2012.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 454.