ECLI:NL:HR:2012:BX7588
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Beëindigingsovereenkomst met finale kwijting en verval optierechten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door ABN AMRO BANK N.V. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een beëindigingsovereenkomst waarin finale kwijting is opgenomen. De centrale vraag was of het verval van optierechten geacht moet worden te zijn begrepen in deze overeenkomst. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het gerechtshof, waaruit blijkt dat de zaak een lange juridische voorgeschiedenis heeft. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ABN AMRO in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.