Uitspraak
[appellant],
Jachtbouw,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen, team handel/kanton van4 september 2013, gewezen onder zaak-/rolnummer 581583 CV EXPL 13-3207 vernietigen en, opnieuw rechtdoende, gedaagde te veroordelen:
a) tot betaling aan eiser binnen zeven dagen na betekenen aan gedaagde van het te dezen tewijzen arrest van de restant ontslagvergoeding ter hoogte van € 4.162,15 netto;
2.Ten aanzien van de feiten
eerste griefaangevoerd dat de kantonrechter niet alle relevante feiten heeft vastgesteld. Het hof overweegt dat op zich geen rechtsregel de rechter verplicht om alle feiten die door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend of niet weersproken als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
“(…) Bij wijze van afvloeiingsregeling betaalt Jachtbouw 2000 aan u een vergoeding gelijk aan 2 bruto maandsalarissen. Het netto bedrag van die vergoeding zal vóór 1 november 2012 aan u worden uitgekeerd.(…)”.
Werkgever zal vóór1 november 2012 ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een bedrag ineens aan werknemer voldoen gelijk aan het netto bedrag ter hoogte vantwee bruto maandsalarissen."
3.De vordering en beoordeling in eerste aanleg
4.De beoordeling van de overige grieven
grieven 3 tot en met 6keren zich tegen de uitleg die de kantonrechter aan artikel 4 van de beëindigingsovereenkomst heeft gegeven; volgens [appellant] had de kantonrechter de door hem voorgestane uitleg dienen te volgen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
[appellant] dient te voldoen. Wat verstaan moet worden onder ''gelijk aan het netto bedrag ter hoogte van twee bruto maandsalarissen” is evenwel voor meerderlei uitleg vatbaar waarbij de bepaling "ter hoogte van" bij bedragen niet bepaald gebruikelijk is. Deze uitdrukking betekent volgens Van Dale hetzij "op gelijke hoogte boven de grond", of "op dezelfde geografische breedte" met synoniemen daarvan als "nabij" en "omtrent". Die betekenissen bieden bij de uitleg weinig soelaas. Daarentegen is de brief van mr. Uneken die bij het concept was gevoegd naar 's hofs oordeel helder: er wordt een vergoeding gelijk aan twee bruto maandsalarissen als afvloeiingsregeling toegekend, waarvan het nettobedrag vóór 1 november 2012 zal worden uitgekeerd.
- geen onduidelijkheid meer over de vraag of (en zo ja, wanneer) de ontslagvergunningen worden verleend;
- niet genoten vakantiedagen behoeven niet te worden uitbetaald;
- over de ontslagvergoedingen hoeft alleen IB te worden uitbetaald. De overige secondaire arbeidsvoorwaarden behoeven na datum beëindiging dienstverband niet te worden uitbetaald.
- (…)"
[appellant] de gerechtvaardigde indruk heeft doen wekken dat hij twee bruto-maandsalarissen volledig netto uitbetaald zou krijgen. Het hof merkt daartoe eerst op dat, anders dan Jachtbouw stelt, de omstandigheid dat [Naam voormalig directeur] en [naam zaak] ook een soortgelijke procedure hadden geëntameerd als [appellant] , nog niet maakt dat zij in deze procedure de status van partijgetuige dienen te krijgen. Wel is dat reden om hun verklaringen met de nodige distantie tet beoordelen.
[appellant] niet baten: [appellant] verklaart immers zelf dat hij uitsluitend thuis, op basis van de tekst van de vaststellingsovereenkomst, tot de conclusie was gekomen dat hem twee maandsalarissen, geheel netto uit te keren, waren toegezegd, en niet dat deze overtuiging (mede) op basis van hetgeen op de kantinebijeenkomst was meegedeeld was gestoeld.
[appellant] - mede in het licht van artikel 3:35 BW - niet gerechtvaardigd de conclusie mogen trekken dat artikel 4 van deze overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat hem daarbij twee bruto maandsalarissen, geheel netto uit te keren, werden toegezegd, doch moeten begrijpen dat artikel 4 een beëindigingsvergoeding inhield van twee bruto-maandsalarissen, waarop nog loonbelasting (en premie ZVW) moest worden ingehouden.
grieven 7 en 9richten zich tegen de afwijzing van de vordering en de veroordeling in de proceskosten. Zij behoeven geen verdere behandeling. Wel merkt het hof in dit verband nog op dat uit de salarisspecificatie van [appellant] (gevoegd achter productie 1 bij de inleidende dagvaarding) blijkt dat Jachtbouw op de ontslagvergoeding de loonheffing naar het bijzonder tarief van 52% in mindering heeft gebracht. Dit tarief was in 2012 eerst aan de orde voor zover de totale jaarinkomsten meer bedroegen dan € 56.492,- . Het cumulatieve fiscale loon van [appellant] bij Jachtbouw bedroeg op dat moment € 41.831,76, derhalve nog ruim onder dat bedrag. Indien ook over de rest van het jaar zijn fiscaal inkomen het genoemde drempelbedrag niet heeft overschreden, dan was over de ontslagvergoeding "slechts" 42% belasting verschuldigd geweest. Voor zover [appellant] aangifte heeft gedaan voor de Inkomstenbelasting over 2012 zal, naar het hof aanneemt, een en ander, voor zover noodzakelijk, reeds zijn gecorrigeerd. Indien [appellant] geen aangifte heeft gedaan, kan hij zulks mogelijk alsnog doen.