Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een documentairemaker, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de vraag of de activiteiten van belanghebbende in de vorm van een vennootschap onder firma (v.o.f.) in 2008 een bron van inkomen vormen. Belanghebbende had in 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.329. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd naar € 26.538. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de rechtbank de bewijslast met betrekking tot de bronvraag op juiste wijze had verdeeld. Het Hof concludeerde dat de activiteiten van belanghebbende niet als het drijven van een onderneming kunnen worden aangemerkt, omdat er geen objectieve winstverwachting was. De rechtbank had vastgesteld dat de v.o.f. in 2008 geen omzet had behaald en dat de resultaten in de jaren daarna negatief waren. Belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2008 redelijkerwijs kon verwachten met zijn activiteiten voordeel te behalen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een objectieve winstverwachting voor de kwalificatie van activiteiten als bron van inkomen. Het Hof wees erop dat de marktsituatie voor documentaires sinds 2005 was veranderd, waardoor het moeilijker was geworden om winst te maken. De uitspraak heeft implicaties voor andere documentairemakers en ondernemers in vergelijkbare situaties, die mogelijk ook met soortgelijke vragen over hun belastingaanslagen te maken krijgen.