ECLI:NL:HR:2012:BW7369
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen bevel tot gevangenneming en voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen een bevel tot gevangenneming dat door het Hof was gegeven. De verdachte stelde dat het Hof ten onrechte dit bevel had gegeven, omdat de Rechtbank in haar vonnis een eerder gegeven, maar geschorst bevel tot voorlopige hechtenis had opgeheven. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.
De Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep voor zover dit gericht was tegen het bevel tot gevangenneming en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat klaagde over het bevel tot gevangenneming niet tot cassatie kon leiden, omdat de verdachte het vereiste belang bij de bespreking van dit middel miste. De Hoge Raad oordeelde dat het andere voorgestelde middel geen doel trof en dat er geen grond aanwezig was voor ambtshalve cassatie.
De Hoge Raad besloot dat de bij het arrest van het Hof opgelegde gevangenisstraf, waarop de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering zal worden gebracht, op de dag van de uitspraak van de Hoge Raad ingaat. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof.