Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
14 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van medeplegen poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld en medeplegen poging tot afpersing. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die in de kern stelden dat de bewezenverklaring van het toebehoren van de weg te nemen geld en goederen aan een ander dan de verdachte en zijn mededaders niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling van het hof dat de betreffende schoenendoos met inhoud aan een ander toebehoorde, niet onbegrijpelijk was. De verklaringen van de aangever en de verdachte werden als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De Hoge Raad verwierp de cassatiemiddelen en oordeelde dat de beslissing van het hof over de voorlopige hechtenis niet meer relevant was, omdat de overige middelen niet slaagden. De gevangenisstraf die door het hof was opgelegd, zou ingaan op de dag van de uitspraak van de Hoge Raad, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van het hof en verwierp het beroep van de verdachte.