ECLI:NL:HR:2023:1556

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
22/03105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen poging tot diefstal en afpersing met geweld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van medeplegen poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld en medeplegen poging tot afpersing. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die in de kern stelden dat de bewezenverklaring van het toebehoren van de weg te nemen geld en goederen aan een ander dan de verdachte en zijn mededaders niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling van het hof dat de betreffende schoenendoos met inhoud aan een ander toebehoorde, niet onbegrijpelijk was. De verklaringen van de aangever en de verdachte werden als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De Hoge Raad verwierp de cassatiemiddelen en oordeelde dat de beslissing van het hof over de voorlopige hechtenis niet meer relevant was, omdat de overige middelen niet slaagden. De gevangenisstraf die door het hof was opgelegd, zou ingaan op de dag van de uitspraak van de Hoge Raad, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van het hof en verwierp het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03105
Datum14 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 augustus 2022, nummer 23-002922-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

2.1
Het eerste en het tweede cassatiemiddel klagen in de kern dat de bewezenverklaring van feit 1 onder A en B ten aanzien van het toebehoren van het weg te nemen geld en/of goederen aan een ander dan aan de verdachte en zijn mededaders, namelijk aan [betrokkene 1] , niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 10 en 13 tot en met 16.

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing die het hof in hoger beroep heeft genomen over de voorlopige hechtenis.
3.2
De verdachte mist om de navolgende reden het vereiste belang bij een bespreking van deze klacht. De overige voorgestelde cassatiemiddelen slagen niet, terwijl op grond van artikel 6:2:2, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering de door het hof opgelegde gevangenisstraf zal ingaan op de dag van de uitspraak van de Hoge Raad. Daarbij zal dan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering worden gebracht. (Vgl. HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7369 en HR 9 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1662.)

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 november 2023.