Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
14 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 augustus 2022. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal met geweld en poging tot afpersing van een schoenendoos met geld en goederen ter waarde van € 10.000. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken. De Hoge Raad heeft de bewijsklacht van de verdediging beoordeeld, die stelde dat de bewezenverklaring van het toebehoren van de weg te nemen goederen aan een ander dan de verdachte niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling van het hof dat de schoenendoos met inhoud aan een ander toebehoorde, niet onbegrijpelijk was. De bewijsvoering toonde aan dat de betrokken persoon, aangeduid als A, voor 100% in de woning van de aangever verbleef en dat er meerdere aanwijzingen waren dat A de schoenendoos gebruikte voor de verkoop van drugs. De verklaring van A dat de doos niet van hem was, werd door het hof niet aannemelijk geacht in het licht van het beschikbare bewijs. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring en de verwerping van het verweer van de verdediging voldoende waren gemotiveerd.
Daarnaast werd de klacht over de beslissing van het hof met betrekking tot de voorlopige hechtenis door de Hoge Raad verworpen, omdat de verdachte geen belang had bij de bespreking van deze klacht. De Hoge Raad oordeelde dat de door het hof opgelegde gevangenisstraf op de dag van de uitspraak ingaat, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.