ECLI:NL:HR:2012:BW6673

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00067
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en kennisgeving aan verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was op 16 september 2008 als bestuurder van een motorrijtuig aangetroffen, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was op 24 augustus 2007 door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) vastgesteld, maar de verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van deze ongeldigverklaring. De verdediging voerde aan dat de verdachte redelijkerwijs niet kon weten dat zijn rijbewijs ongeldig was, omdat hij het rijbewijs nog in zijn bezit had op het moment van de controle.

De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring per aangetekende brief was verzonden en niet retour was gekomen, niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van adequate kennisgeving aan de verdachte over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en dat zonder nadere motivering niet kan worden aangenomen dat de verdachte op de hoogte was van deze ongeldigverklaring.

De zaak betreft de toepassing van artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994, waarin de voorwaarden voor het besturen van een motorrijtuig met een ongeldig rijbewijs zijn vastgelegd. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de verantwoordelijkheden van zowel de autoriteiten als de verdachte in het kader van verkeersveiligheid en rijbewijsvaliditeit.

Uitspraak

29 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/00067
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 september 2010, nummer 24/001100-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. Hendriksen, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de verwerping door het Hof van een in hoger beroep gevoerd verweer "dat de verdachte niet redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs ongeldig was verklaard".
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 16 september 2008 binnen de gemeente Boarnsterhim terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor alle categorieën ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de Rijksweg A32, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als waarneming van de verbalisanten:
"Op 16 september 2008 omstreeks 14.15 uur, zagen wij, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de rijksweg A32, binnen de gemeente Boarnsterhim, een blauwe Peugeot 306, voorzien van kenteken [AA-00-BB], rijden.
Het rijbewijs van bestuurder, [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats], bleek na bevraging bij de Rijksdienst voor Wegverkeer en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen ongeldig te zijn verklaard. Wij hebben de bestuurder verhoord."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als waarneming van de verbalisant:
"Op 16 september 2008 op 14.16 uur werd aan de bestuurder, [verdachte], van de blauwe Peugeot 306 voorzien van kenteken [AA-00-BB], ter controle van de Wegenverkeerswet 1994, een stopteken gegeven, waaraan hij, [verdachte], voldeed.
Het rijbewijs van de bestuurder is op 24 augustus 2007 ongeldig verklaard."
c. een door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3] aan [verbalisant 1], voornoemd, verzonden bericht van 16 september 2008 voor zover inhoudende:
"List CRB Vorderingsprocedures
Naam: [verdachte]
Rijbewijsnummer: [001]
Datum ongeldigverklaring: 24-8-2007."
d. een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) van 24 augustus 2007 voor zover inhoudende:
"HET CBR,
neemt dit besluit, aangezien op grond van de uitslag van het onderzoek [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975, (betrokkene) niet voldoet aan de eisen van geschiktheid waaraan hij gezien het aan hem afgegeven rijbewijs moet voldoen.
(...)
Betrokkene heeft een onderzoek ondergaan. De uitslag van dit onderzoek, zoals bij brief van 2 augustus 2007 is medegedeeld, houdt in dat betrokkene niet voldoet aan de eisen van geschiktheid.
(...)
Het onderzoek naar de geschiktheid bestaat onder meer uit een lichamelijk onderzoek, een psychiatrisch onderzoek en een bloedonderzoek.
(...)
Bij betrokkene is bij het onderzoek de diagnose alcoholmisbruik conform de DSM-IV(-TR)-classificatie gesteld.
(...)
Bij betrokkene is bij het onderzoek de diagnose alcoholafhankelijkheid conform de DSM-IV(-TR)-classificatie gesteld.
(...)
Het rijbewijs van betrokkene wordt ongeldig verklaard voor alle categorieën."
e. een aan de verdachte gerichte brief van het CBR van 24 augustus 2007 voor zover inhoudende:
"Uw rijbewijs is ongeldig verklaard vanaf 31 augustus 2007 en moet u opsturen naar:
CBR
divisie vorderingen
Postbus 3012
2280 GA Rijswijk
(...)
Als het rijbewijs niet in uw bezit is, moet u het opsturen zodra u hier weer over beschikt.
(...)
Hoe u opnieuw in het bezit van een geldig rijbewijs kunt komen
Benadrukt wordt dat in paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid expliciet is aangegeven dat er een recidiefvrije periode van één jaar moet zijn verstreken alvorens een herkeuring zinvol is. De "wachttijd" is ingesteld in verband met het gebleken grote risico van terugval in de oude gewoonten binnen het eerste jaar na stoppen met misbruik van het middel. Indien in het besluit een stopdatum is vermeld, zou de recidiefvrije periode op zijn vroegst de dag na het onderzoek aanvang kunnen nemen.
Een jaar na de stopdatum kan de Eigen-verklaringsprocedure gestart worden. Deze procedure kan worden gestart door het kopen van een zogeheten Eigen verklaring bij de gemeente of het CBR. Deze verklaring moet volledig ingevuld tezamen met een kopie van een geldig legitimatiebewijs naar het CBR gestuurd worden. Na een medisch onderzoek beslist de medisch adviseur of u voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen. Indien u hieraan voldoet wordt door het CBR in het centraal rijbewijzensysteem een digitale verklaring van geschiktheid toegekend. U kunt dan bij uw gemeente een nieuw rijbewijs aanvragen."
f. een aan het Arrondissementsparket Leeuwarden gerichte brief van 18 december 2008, afkomstig van het CBR voor zover inhoudende:
"Naam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1975
wonende: [woonplaats]
Het besluit van 24 augustus 2007 is aangetekend verzonden.
De aangetekende brief is niet retour gekomen naar het CBR."
g. een ID-staat SKDB (Strafrechtsketendatabank) van 2 september 2010 betreffende de verdachte inhoudende:
"Gegevens uit SKDB op 02-09-2010 08:34
Historische GBA-adressen
(...)
Vanaf 06-03-2009
Woonadres [a-straat 1]
Postcode en woonplaats [woonplaats]
Gemeente en land [plaats], Nederland
Vanaf 06-12-2006
Woonadres [b-straat 1]
Postcode en woonplaats [woonplaats]
Gemeente en land [plaats], Nederland."
2.4. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Subsidiair heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof betoogd dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat een op zijn naam gesteld rijbewijs ongeldig was verklaard. Tevens blijkt niet dat verdachte redelijkerwijs had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Immers, zo betoogde de raadsman, hij had zijn rijbewijs in bezit toen hij staande werd gehouden. De conclusie die de raadsman hieraan heeft verbonden is dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld bij verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Op 24 augustus 2007 is door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) besloten dat verdachte niet voldeed aan de eisen van geschiktheid, waarbij zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard voor alle categorieën. De reden hiervan was gelegen in een onderzoek dat verdachte heeft ondergaan, zo blijkt uit het besluit, waarbij onder meer een lichamelijk onderzoek, een psychiatrisch onderzoek en een bloedonderzoek is uitgevoerd. Bij betrokkene zijn op basis van het onderzoek de diagnoses alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid gesteld. De uitslag van dit onderzoek is verdachte bij brief van 2 augustus 2007 medegedeeld. Het besluit van 24 augustus 2007 is aangetekend verzonden naar het adres [b-straat 1] te [plaats] en is niet retour gekomen bij het CBR. In de begeleidende brief, die aangetekend met het besluit is meegezonden, werd vermeld dat verdachte zijn rijbewijs moest opsturen naar het CBR. Daarbij werd vermeld dat verdachte, wanneer het rijbewijs op dat moment niet in zijn bezit was, dit moest opsturen zodra hij er weer over beschikte.
Verdachte stond - zo blijkt uit de ID-staat SKDB d.d. 2 september 2010 - van 6 december 2006 tot 6 maart 2009 op de [b-straat 1] te [plaats] ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie.
Blijkens een openbare bron, te weten de website www.tnt.nl, wordt een aangetekend poststuk - of dat nu 'gewoon aangetekend' of 'aangetekend met handtekening retour' wordt verstuurd - door TNT Post in een speciaal beveiligd postproces verwerkt en de volgende werkdag persoonlijk bij de geadresseerde afgegeven. Indien het poststuk niet kan worden afgegeven, wordt het geretourneerd aan de afzender. Door het CBR is medegedeeld dat het aangetekend aan verdachte verzonden besluit niet is geretourneerd aan het CBR.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat het besluit van het CBR van 24 augustus 2007 door het CBR aangetekend is verzonden naar het adres waarop verdachte stond ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie en niet retour is gekomen. Gesteld noch gebleken is waarom niet kan worden afgegaan op de mededeling hieromtrent van het CBR. Uit deze vaststelling volgt dat verdachte toen hij op 16 september 2008 optrad als bestuurder van een auto, redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
(...)
Gelet op bovenstaande overwegingen verwerpt het hof ook het subsidiaire verweer van de raadsman."
2.5. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, kan uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief aan hem is verzonden en die niet retour is gekomen bij het CBR, zonder nadere motivering die ontbreekt, niet worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, terwijl zulks evenmin kan volgen uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De enkele omstandigheid dat TNT Post een aangetekend poststuk pleegt te retourneren indien het niet persoonlijk aan de geadresseerde kan worden afgegeven, maakt dit niet anders. Het vorenstaande in aanmerking genomen, heeft het Hof het verweer op ontoereikende gronden verworpen.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 29 mei 2012.