Parketnummer: 24-001100-09
Parketnummers eerste aanleg: 17-756348-08, 24-001614-07 (tul) en 17-747071-07(tul)
Arrest van 16 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. N. Hendriksen, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op de vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 24-001614-07 zal worden toegewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het, gelet op de informatie in het dossier, onduidelijk is op basis van welke bevoegdheid verdachte een stopteken is gegeven.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verbalisanten op dinsdag 16 september 2008 omstreeks 14.15 uur een blauwe Peugeot 306, voorzien van kenteken [kenteken], zagen rijden op de openbare weg, te weten de rijksweg A32 binnen de gemeente [gemeente]. Vervolgens werd, ter controle van de Wegenverkeerswet 1994, om 14.16 uur een stopteken gegeven aan de bestuurder van de Peugeot 306 met kenteken [kenteken]. Op de voet van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn de verbalisanten bevoegd een voertuig te doen stilhouden ter controle op de naleving van de Wegenverkeerswet 1994. Een verdenking van een strafbaar feit is hiervoor niet vereist. De bestuurder bleek te zijn: [verdachte] (verdachte). Bij de bevraging van de registers van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) bleek de verbalisanten dat het rijbewijs van de bestuurder, verdachte, ongeldig was verklaard op 24 augustus 2007. Vervolgens is verdachte aangehouden en gehoord.
Nu voornoemde feiten blijken uit het strafdossier, bestaat er geen onduidelijkheid over de bevoegdheid op basis waarvan verdachte een stopteken is gegeven. Bovendien geven voornoemde feiten geen aanleiding te twijfelen aan de rechtmatigheid van de aanhouding. Derhalve zijn er geen gronden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte en verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof betoogd dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat een op zijn naam gesteld rijbewijs ongeldig was verklaard. Tevens blijkt niet dat verdachte redelijkerwijs had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Immers, zo betoogde de raadsman, hij had zijn rijbewijs in bezit toen hij staande werd gehouden. De conclusie die de raadsman hieraan heeft verbonden is dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld bij verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Op 24 augustus 2007 is door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) besloten dat verdachte niet voldeed aan de eisen van geschiktheid, waarbij zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard voor alle categorieën. De reden hiervoor was gelegen in een onderzoek dat verdachte heeft ondergaan, zo blijkt uit het besluit, waarbij onder meer een lichamelijk onderzoek, een psychiatrisch onderzoek en een bloedonderzoek is uitgevoerd. Bij betrokkene zijn op basis van het onderzoek de diagnoses alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid gesteld. De uitslag van dit onderzoek is verdachte bij brief van 2 augustus 2007 medegedeeld. Het besluit van 24 augustus 2007 is aangetekend verzonden naar het adres [adres] te [woonplaats] en is niet retour gekomen bij het CBR. In de begeleidende brief, die aangetekend met het besluit is meegezonden, werd vermeld dat verdachte zijn rijbewijs moest opsturen naar het CBR. Daarbij werd vermeld dat verdachte, wanneer het rijbewijs op dat moment niet in zijn bezit was, dit moest opsturen zodra hij er weer over beschikte.
Verdachte stond - zo blijkt uit de ID-staat SKDB d.d. 2 september 2010 - van
6 december 2006 tot 6 maart 2009 op de [adres] te [woonplaats] ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie.
Blijkens een openbare bron, te weten de website www.tnt.nl, wordt een aangetekend poststuk - of dat nu 'gewoon aangetekend' of 'aangetekend met handtekening retour' wordt verstuurd - door TNT Post in een speciaal beveiligd postproces verwerkt en de volgende werkdag persoonlijk bij de geadresseerde afgegeven. Indien het poststuk niet kan worden afgegeven, wordt het geretourneerd aan de afzender. Door het CBR is medegedeeld dat het aangetekend aan verdachte verzonden besluit niet is geretourneerd aan het CBR.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat het besluit van het CBR van 24 augustus 2007 door het CBR aangetekend is verzonden naar het adres waarop verdachte stond ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie en niet retour is gekomen. Gesteld noch gebleken is waarom niet kan worden afgegaan op de mededeling hieromtrent van het CBR. Uit deze vaststelling volgt dat verdachte toen hij op 16 september 2008 optrad als bestuurder van een auto, redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het feit dat de verdachte na het ondergaan van het geschiktheidsonderzoek bij het CBR zijn rijbewijs (nadat dit strafvorderlijk ingevorderd is geweest) heeft teruggekregen van het parket van de officier van justitie, doet aan het hiervoor overwogene niet af. De verdachte had kunnen en moeten begrijpen dat het onderzoek aangaande zijn medische geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen (door het CBR) van een andere orde is dan de tenuitvoerlegging van straffen en/of maatregelen (door het parket van de officier van justitie). In dat verband is onder meer van belang de brief van het CBR waarin het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van verdachte aan hem bekend is gemaakt. In die brief wordt immers uiteengezet hoe de verdachte opnieuw in het bezit van een geldig rijbewijs kan komen. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte de daarin beschreven instructies geheel of gedeeltelijk heeft opgevolgd. De veronderstelling dat enkel de afgifte van het rijbewijs door het parket van de officier van justitie de ongeldigverklaring ervan door het CBR voetstoots ongedaan zou maken, is dan ook geenszins gerechtvaardigd te achten.
Gelet op bovenstaande overwegingen verwerpt het hof ook het subsidiaire verweer van de raadsman.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2008 binnen de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Rijksweg A32, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 16 september 2008 binnen de gemeente [gemeente] terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor alle categorieën ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de Rijksweg A32, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 9 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 september 2008 een personenauto bestuurd, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft daarmee een tegen hem genomen administratieve maatregel, welke in het leven is geroepen om de verkeersveiligheid te bevorderen, genegeerd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte sinds
13 oktober 1997 zevenmaal is veroordeeld wegens overtredingen van de voorschriften in de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte was op 6 februari 2008 nog veroordeeld tot een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid wegens overtreding van artikel 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994. Desondanks pleegde hij op 16 september 2008 het thans bewezen verklaarde feit.
Uit de ori?ntatiepunten voor straftoemeting, vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters van Strafsectoren (LOVS) d.d. 2 maart 2010 inzake het besturen van een motorrijtuig in geval van een (gedeeltelijk) ongeldig verklaard rijbewijs, blijkt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken uitgangspunt is.
Gezien verdachtes verleden, waarbij hij met regelmaat de voorschriften van de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden en waarbij de opgelegde sancties verdachte er niet van hebben kunnen weerhouden die voorschriften opnieuw te overtreden, ziet het hof geen reden om af te wijken van de strafmodaliteit zoals deze in voornoemde oriëntatiepunten voor straftoemeting is opgenomen. Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend en geboden. Een andere, mildere modaliteit is thans niet meer aan de orde.
Tenuitvoerleggingen
Bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 6 februari 2008, met parketnummer 24-001614-07, is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld arrest op 21 februari 2008 onherroepelijk is geworden. De mededeling voorwaardelijke veroordeling kon verdachte derhalve - op grond van artikel 366a Wetboek van Strafvordering - per post worden toegestuurd. De proeftijd is ingegaan op 21 februari 2008.
De officier van justitie heeft bij zijn op 9 februari 2009 ingediende vordering gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 756348-08 (het thans bewezen verklaarde feit).
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van voormelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 26 februari 2008, met parketnummer 17-747071-07, is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 15 mei 2008 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde dag de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft bij zijn op 9 februari 2009 ingediende vordering gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 756348-08 (het thans bewezen verklaarde feit).
De proeftijd is inmiddels afgelopen waardoor een verlenging van de proeftijd - anders dan in eerste aanleg - niet meer mogelijk is. Voorts is gebleken dat de rechtbank Leeuwarden op 12 juni 2009 in de zaak voorzien van het parketnummer 17-880069-09 volledige tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf heeft gelast. Het hof ziet in dit geval reden om de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer
17-747071-07 af te wijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 6 februari 2008 (parketnummer 24-001614-07) voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een ontzegging aan veroordeelde van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 februari 2008 (parketnummer 17-747071-07).
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier.