ECLI:NL:HR:2012:BW6670

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05534
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en vermindering van de gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof van 13 december 2010. De advocaat van de verdachte, mr. D.C. Vlielander, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot vermindering van de straf, maar verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad stelde vast dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren moest worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en bepaalde dat deze elf jaren en zes maanden zou bedragen.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in het strafproces en de gevolgen van overschrijding daarvan. De zaak werd naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling, waarbij de Advocaat-Generaal de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over de voorgestelde middelen.

Uitspraak

18 september 2012
Strafkamer
nr. S 10/05534
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 december 2010, nummer 23/001310-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Norgerhaven" te Veenhuizen.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering van de straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 september 2012.
29 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/05534
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 december 2010, nummer 23/001310-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Norgerhaven" te Veenhuizen.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding behoort een door de Griffier van het Gerechtshof te Amsterdam ondertekende "Akte rechtsmiddel", inhoudende:
"Parketnr:23-001310-09
Arrestnr:
Op 17 december 2010 kwam ter griffie van dit gerechtshof
[griffier], griffier bij het Gerechtshof te Amsterdam,
die-daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht-
naam [achternaam verdachte]
voornamen [voornamen verdachte]
geboren [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
wonende [woonplaats]
die verklaarde beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest d.d. 13 december 2010
alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen tussenbeslissingen
Waarvan akte."
2.2. Aan deze akte rechtsmiddel is een faxbericht gehecht, gericht aan het "Gerechtshof Amsterdam, T.a.v. de Strafgriffie", inhoudende:
"Hendrickx-Vlielander-Van der Graaf Advocaten
(...)
Utrecht, 16 december 2010
Uw ref. : 23-001310-09
Onze ref. : 2010.0443 DV
Inzake: [verdachte]/OM
Geachte heer, mevrouw,
In opgemelde zaak van cliënt, [verdachte], is op 13 december arrest gewezen. De eerste pagina van het arrest sluit ik volledigheidshalve bij. Cliënt wenst tegen dit arrest beroep in cassatie in te stellen, waarvoor ik u onderstaand de volmachtiging daartoe geef.
Hierbij machtig ik, mr. D.C. Vlielander, een van de griffiemedewerkers van het gerechtshof Amsterdam uitdrukkelijk als gevolmachtigde cassatie in te stellen en een akte op te laten maken.
Ik verzoek u vriendelijk de akte cassatie/rechtsmiddel per fax te verzenden aan mij.
U bij voorbaat dankend en in afwachting, teken ik,
Met vriendelijke groet,
D.C. Vlielander."
2.3. Een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om voor de verdachte beroep in cassatie in te stellen moet inhouden de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep (vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102). In aanmerking genomen dat het onder 2.2 genoemde faxbericht van mr. D.C. Vlielander inhoudt dat hij een griffiemedewerker machtigt uitdrukkelijk als gevolmachtigde beroep in cassatie in te stellen, hetgeen de Hoge Raad aldus verstaat dat mr. Vlielander verklaart dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep, is aan deze voorwaarde voldaan.
3. Slotsom
Op de grond dat niet is voldaan aan de onder 2.3 vermelde voorwaarde, heeft de Advocaat-Generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep. De Advocaat-Generaal heeft zich niet uitgelaten over de voorgestelde middelen. De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 juni 2012; houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 mei 2012.